Het gebruik van antibiotica om de groei te bevorderen, de voerefficiëntie te verhogen en de sterfte in de pluimveehouderij te verminderen is niet duurzaam, en is betrokken bij de toename van antibioticaresistentie bij mensen.
Waarom aandacht voor antibiotica?
Een van onze belangrijkste duurzame veehouderij principes is het verminderen van de afhankelijkheid van diergeneesmiddelen zonder het welzijn van dieren in gevaar te brengen.
Antibiotica worden op grote schaal gebruikt bij gezonde voedselproducerende dieren om de groei te bevorderen en ziekte te voorkomen. Deze praktijk draagt bij tot het ontstaan en de verspreiding van resistente bacteriën in zowel dierpopulaties als menselijke populaties. Resistente micro-organismen die door voedselproducerende dieren worden meegedragen, kunnen zich naar de mens verspreiden via de consumptie van besmet voedsel, door direct contact met dieren, of via het milieu (bv. besmet water). De wereldwijde handel in dieren en voedsel vergroot de mogelijkheden voor de wereldwijde verspreiding van resistentie aanzienlijk.
Het voortdurende gebruik en misbruik van antimicrobiële geneesmiddelen versnelt het ontstaan van resistente stammen. Ondoeltreffende infectiebeheersing, slechte hygiëne en ongeschikte voedselverwerkingsomstandigheden maken de verdere verspreiding van resistentie mogelijk. Bovendien zou een afhankelijkheid van antibiotica in een landbouwsysteem erop wijzen dat er fundamentele problemen zijn met de manier waarop dieren worden beheerd en dat veranderingen nodig zijn om de afhankelijkheid te verminderen.
In dit hoofdstuk zullen wij de landbouwers informatie en richtsnoeren uit bestaande bronnen verstrekken die het mogelijk zullen maken dieren gezond en onder de beste welzijnsomstandigheden te houden zonder afhankelijk te zijn van antibiotica en andere antimicrobiële middelen. We zullen ook richtsnoeren geven voor een verantwoord gebruik van antimicrobiële geneesmiddelen in situaties waarin dat nodig wordt geacht.
Antimicrobiële resistentie
Antimicrobiële resistentie is resistentie van een micro-organisme (waaronder bacteriën, schimmels, virussen en parasieten) tegen een geneesmiddel dat oorspronkelijk effectief was voor de behandeling van infecties die door dat micro-organisme werden veroorzaakt. Resistente micro-organismen zijn in staat de aanval van antimicrobiële geneesmiddelen te weerstaan, zodat standaardbehandelingen ondoeltreffend worden, infecties blijven bestaan en het risico van verspreiding van de infectie toeneemt.
Antimicrobiële resistentie vormt een bedreiging voor de doeltreffende preventie en behandeling van een steeds groter aantal bacteriële, parasitaire, virale en schimmelinfecties bij mens en dier. Nieuwe resistentiemechanismen komen op en verspreiden zich, waardoor dit een steeds ernstigere bedreiging voor de mondiale volksgezondheid wordt.
Oorzaken van antibioticaresistentie, afbeelding van de Wereldgezondheidsorganisatie www.who.int/drugresistance
Het gebruik van de algemene antibioticatherapie voor droge koeien is wijdverbreid, maar er zijn manieren om problematische koeien gericht te behandelen en richtsnoeren voor praktische technieken die kunnen helpen mastitisgevallen te voorkomen. Zie de mastitis-pagina voor meer details.
Het verantwoorde gebruik van diergeneesmiddelen
Het verantwoorde gebruik van diergeneesmiddelen is een van onze belangrijkste duurzame praktijken in de veehouderij. De Responsible Use of Medicines in Agriculture Alliance (RUMA) definieert dit als “zo weinig mogelijk geneesmiddelen gebruiken en zo veel als nodig is”.
Traditioneel worden antibiotica in de landbouw gebruikt om zieke dieren te behandelen en te genezen (Therapeutisch), om de verspreiding van ziekten tegen te gaan in groepen dieren waarvan sommige al ziek zijn en andere gevaar lopen (Metafylaxie) en om ziekten of aandoeningen te voorkomen in een verder gezonde groep dieren (Profylaxe). Een aantal van onze belangrijkste principes en praktijken heeft betrekking op het oplossen van door de veehouderij veroorzaakte ziekteproblemen door het beheer te veranderen in plaats van door het gebruik van preventieve antibiotica.
Verantwoord gebruik betekent:
– Het ziekterisico zo klein mogelijk houden zodat minder behandelingen nodig zijn. Dit vereist de nadruk op een goede gezondheidsplanning met de nadruk op preventief beheer, zoals een goede hygiëne, goed geventileerde gebouwen, een doeltreffende bioveiligheid, passende vaccinatieprogramma’s op basis van een bewezen risico, een passende voeding, en het gebruik van resistente rassen, een lage bezettingsgraad en toegang tot schoon water.
– Zieke dieren behandelen volgens de instructies op het etiket en van de bedrijfsdierenarts;
– Alleen antibiotica gebruiken die door een bedrijfsdierenarts zijn voorgeschreven;
– Ervoor zorgen dat een volledige antibioticakuur wordt toegediend en er geen onderdosering is;
– Kritiek belangrijke antibiotica voor de behandeling van mensen mogen niet als eerstelijnsbehandeling bij dieren worden gebruikt, tenzij daarvoor een duidelijke wetenschappelijke rechtvaardiging bestaat.
– Antibiotica mogen niet preventief worden gebruikt, tenzij dit absoluut noodzakelijk is.
Vermijd preventief gebruik van antibiotica
Ziekteproblemen die te wijten zijn aan de veehouderij moeten worden opgelost door het management te veranderen in plaats van door het preventief gebruik van antibiotica.
Preventieve behandeling met antibiotica bij dieren moet:
– alleen worden toegepast bij dieren bij wie een hoog risico op bacteriële ziekten is gediagnosticeerd
– alleen plaatsvinden op voorschrift van een dierenarts en op grond van epidemiologische en klinische kennis
– niet routinematig worden toegepast
– niet worden gebruikt om slechte hygiëne of inadequate houderijomstandigheden te compenseren .
Kritiek belangrijke antibiotica voor de behandeling van mensen mogen niet preventief bij dieren of als eerste behandelingslijn worden gebruikt, tenzij daarvoor een duidelijke wetenschappelijke rechtvaardiging bestaat.
Hoewel er geen direct verband bestaat, is er een potentieel verband tussen intramammair antibioticagebruik en antibioticaresistentie via het voederen van afvalmelk aan kalveren.