Hoewel er actie op zee was, was er weinig activiteit aan land en, voor velen verrassend, in de lucht. Met weinig echte gevechten gaf dit gevoel van onwerkelijkheid deze periode de bijnaam ‘Phoney War’.

Van september 1939 tot mei 1940 bleven beide partijen, afgezien van een paar korte schermutselingen, tevreden achter hun verdedigingswerken. Dit contrast met de blitzkrieg (‘bliksemoorlog’)-tactiek van de Poolse campagne leidde ertoe dat de oorlog werd bestempeld als de ‘sitzkrieg’ en de ‘Bore War’.

De Engels-Franse oorlogsplannen waren fundamenteel defensief en de opbouw van Franse en Britse landstrijdkrachten bleek een langdurig proces te zijn. Intussen werd veel belang gehecht aan de effecten van de geallieerde zeeblokkade van Duitsland.

Op het thuisfront zette Groot-Brittannië zich schrap voor een grootscheepse Duitse luchtaanval en werden de civiele verdedigingsplannen onmiddellijk in werking gesteld. Voorzorgsmaatregelen tegen luchtaanvallen werden rigoureus opgelegd, maar hoewel het gevreesde gevaar van een luchtaanval niet onmiddellijk werkelijkheid werd, moesten de mensen zich toch houden aan een hele reeks beperkingen van overheidswege. Dienstplicht, voedselrantsoenering en het gebruik van het openbaar vervoer voor militaire doeleinden zorgden er samen voor dat de ‘Phoney War’ in Groot-Brittannië een tijd van ongemak en anti-climax was.

In het voorjaar van 1940 lanceerde Duitsland aanvallen op Scandinavië en West-Europa. Noorwegen was strategisch en economisch belangrijk voor zowel Duitsland als de Geallieerden. Hitler besloot een geallieerde actie voor te zijn, en Duitse troepen vielen Noorwegen binnen over zee en door de lucht op 9 april 1940. Op 10 mei 1940 lanceerde Duitsland ook aanvallen op Frankrijk, België, Nederland en Luxemburg, waarmee een einde kwam aan de patstelling in West-Europa.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.