In dit hoofdstuk staan water, poriënruimte en bodemstructuur centraal en wordt uitvoerig uiteengezet hoe deze parameters de bosgroei beïnvloeden. Water is de dominante plaatsbepalende factor voor de samenstelling van bossen en de groei van bomen. Binnen een bepaalde klimaatzone heeft het bodemtype een grote invloed op zowel het vegetatietype als het groeipotentieel. De fysische eigenschappen van de bodem zijn van grote invloed op de bodemtemperatuur, de waterhuishouding, de chemie en het leven dat van de bodem afhankelijk is. De poriënruimte in de bodem is belangrijk voor de beïnvloeding van de infiltratie van water, de samenstelling van de bodematmosfeer en de penetratiemogelijkheden voor wortels. De bodemstructuur matigt de effecten van de bodemtextuur. Bosbeheer kan van invloed zijn op de bodemstructuur, met name door verandering van de poriënruimte en de bulkdichtheid van de bodem. De temperatuurregimes van de bodem verschillen naar gelang van de regio en de beheersactiviteiten, wat leidt tot verschillen in de snelheid van bodemprocessen, zoals afbraak, en in de soortensamenstelling en groei van bossen. Boskap vermindert waterverlies door interceptie/verdamping en transpiratie, waardoor de wateropbrengst van bosgronden en het gemiddelde bodemwatergehalte toenemen. De conditie van een bos heeft een sterke invloed op het bodemwater als gevolg van verschillen in watergebruik en watertoevoer. De bulkdichtheid houdt rekening met de samenstelling van mineralen, organische stoffen en poriën. De bodemtextuur heeft belangrijke effecten op de groei van bossen, maar deze effecten zijn indirect en komen tot uiting in het effect van de textuur op kenmerken zoals waterhoudend vermogen, beluchting, uitwisselingscapaciteit en het vasthouden van organische stof.