U bent de term celadon misschien wel eens tegengekomen bij het lezen van keramiek of tijdens een bezoek aan een historisch of kunstmuseum. Het was een methode die niet alleen de vroege keramiekscène domineerde, maar ook een maatstaf werd voor de invloed van pottenbakkers over de hele wereld. Vandaag de dag zijn sommige celadon stukken zo vereerd dat ze op veilingen kunnen oplopen tot honderdduizenden ponden.
De term celadon kent eigenlijk twee verschillende voorbeelden, ten eerste en wellicht het meest algemeen, staat het bekend als het prachtige en iconische jadegroene (of lichtgroen/blauw) gekleurde glazuur, maar het kan ook bekend staan als groenwerk met een transparant glazuur. De glazuren hebben vaak een licht craquelé en worden gebruikt op steengoed en porseleinen potten.
Oorsprong
Celadon vindt zijn oorsprong in China en sommige waren die ontdekt zijn gaan terug tot de Oostelijke Han Dynastie (de tweede keizerlijke dynastie van China), van ongeveer 25 tot 220 na Christus. In deze periode werden vele variaties van celadon ontwikkeld, waaronder het beroemde Yue aardewerk en Longquan aardewerk (een stad die aan de Chinese kustprovincie Zhejian ligt).
In het China van vandaag en door de geschiedenis heen is jade van grote betekenis. Celadon is ontstaan uit jarenlange pogingen van meester-pottenbakkers om de prachtige kleur van jade na te bootsen voor keramiek.
Fun Fact
In de Chinese cultuur geloven veel mensen dat jade symbool staat voor status, spiritualiteit, zuiverheid en gezondheid. In 3000 v. Chr. werd jade zelfs “de koninklijke edelsteen” genoemd.
Vanaf zijn ontwikkeling in China, verplaatste celadon zich snel naar andere delen van de wereld en in Korea werd celadon uit Goryeo erg populair. De Goryeo dynastie duurde vijf eeuwen van 918 tot 1392 en het aardewerk werd gekenmerkt door een meer grijs/groene kleur.
Er zijn verschillende meningen over waar de term celadon vandaan komt, maar een waarschijnlijke verklaring is dat het komt van de Sanskriet woorden voor groen en steen sila en dhara. De groen/blauwachtige kleur typeert de natuur en is moeilijk na te maken, waardoor het tegelijkertijd mysterieus en mooi is.
Hoe het gemaakt wordt en hoe de kleur ontstaat
Celadon wordt gemaakt van steengoed (of porselein) en gebakken in een reductieoven, onder andere omdat dit de hoogste reactie heeft met ijzeroxide, dat in het glazuur wordt gebruikt. De ingrediënten worden zorgvuldig gemengd (te weinig of te veel van iets kan het eindresultaat dramatisch veranderen).
Sommige gebruiksvoorwerpen werden bedekt met een dun laagje ijzerhoudende slip voordat ze werden geglazuurd. De methode om Longquan aardewerk te maken is ongelooflijk nauwkeurig (zoals bij alle celadon aardewerk) en doorloopt in feite een cyclus van zes stadia van verhitten en afkoelen. De temperaturen bereiken een maximum van 1310 graden Celsius en gedurende het gehele proces wordt het bakken van de steengoedglazuren zorgvuldig gecontroleerd.
UNESCO stelt dat er in het Longquan aardewerk twee soorten celadon zijn: de ‘oudere broer’ die een ‘zwarte afwerking en een craquelé-effect’ heeft en de ‘jongere broer’ met een ‘dikke lavendelgrijze en pruimengroene afwerking’. De rijke kleur van traditionele celadon komt van het feit dat het gebakken wordt bij zeer hoge temperaturen, variërend van 2.300 graden Fahrenheit tot 2.381 graden Fahrenheit. De kleuring van Goryeo-keramiek komt hoofdzakelijk van het soort klei dat wordt gebruikt, omdat er gewoonlijk veel ijzer in de klei zit, plus ‘ijzeroxide en mangaanoxide en kwartsdeeltjes in het glazuur’.
Hoe werd Celadon-aardewerk gewoonlijk versierd?
In verschillende landen en eeuwen heeft celadon een enorme verscheidenheid aan vormen, maten en toepassingen gekend. Tijdens de grote populariteit van celadon (voordat het plaats maakte voor de nieuwere trend van China’s blauw-witte aardewerkstijl) waren er tal van voorbeelden van zeer ronde flessen en kommen met versieringen in de vorm van alles van bloemversieringen tot vogels. Soms waren de werken geëtst in een delicate stijl die sanggam wordt genoemd. De sanggam techniek was heel gebruikelijk in Korea en hield in dat etsen werden aangebracht in droge klei en dat de stukken vervolgens werden opgevuld met zwarte of witte slib, waarna ze werden bedekt met een transparant glazuur.