Ga naar Mensen in de Bijbel of Vrouwen in de Bijbel
Uzzia, ook bekend als Azaria (“Jah is mijn kracht”) werd op 16-jarige leeftijd Koning van Juda en regeerde 52 jaar. Hij was over het algemeen een goede koning. Terwijl Zacharia leefde, was Uzzia er altijd op uit om God te behagen, en hij had voorspoed, want God zegende hem (2 Kronieken 26:5). God hielp hem in oorlogen tegen de Filistijnen, tegen de Arabieren van Gurbaal, en de Meunieten. Zijn faam verspreidde zich tot in Egypte en hij was zeer machtig.
Hij bouwde talrijke vestingwerken in en rond Jeruzalem, en breidde zijn domein in alle richtingen uit. Hij maakte waterreservoirs voor de grote kudden vee in de valleien, en had vele boerderijen en wijngaarden. Hij organiseerde een dienstplichtsysteem en een leger van 307.500 man. Hij vervaardigde oorlogsmachines, uitgevonden om pijlen en enorme stenen af te schieten.
Maar hij werd ook trots en verdorven. Hij zondigde tegen de Heer door persoonlijk wierook te verbranden op het altaar van de Tempel. De hogepriester ging achter hem aan en eiste dat hij wegging. Uzzia weigerde de wierookbrander die hij vasthield neer te leggen, en plotseling verscheen er melaatsheid op zijn voorhoofd. Koning Uzzia was melaats tot op de dag van zijn dood, en leefde in afzondering.
Zijn zoon, Jotham, werd vice-regent belast met de zaken van de koning, en werd koning na de dood van zijn vader. Uzzia werd begraven op de koninklijke begraafplaats, ook al was hij melaats. Het verhaal van Uzziah wordt gevonden in 2 Koningen 15:1-7, en 2 Kronieken, hoofdstuk 26. Talmoedische referenties melden dat vanwege zijn melaatsheid, Uzziah’s overblijfselen later uit hun oorspronkelijke graf werden verwijderd en herbegraven. Op de Olijfberg werd een tablet gevonden met de inscriptie: “Hier werden de beenderen van Uzzia, koning van Juda, gebracht. Niet openen.”
Volgende persoon in de Bijbel: Vashti, koningin
Ga naar Mensen in de Bijbel of Vrouwen in de Bijbel