Tekst en transliteratieEdit
- Hafs van Aasim ibn Abi al-Najud
بِسْمِ ٱلَّهِ ٱلرَّحْمَٰنِ ٱلرَّحِيمِ
Bismi l-lāhi r-raḥmāni r-raḥīm(i)
لِإِيلَٰفِ قُرَيْشٍ
1 Li’īlāfi quraysh(in)
إِۦلَٰفِهِمْ رِْلَةَ ٱلشِّتَآءِ وَٱلصَّيْفِ
2 ‘īlāfihim rihlata sh-shitā’i waṣṣayf(i)
فَلْيَعْبُدُوا۟ رَبَّ هَٰذَا ٱلْبَيْتِ
3 Falya’budū rabba hādha l-bayt(i)
ٱلَّذِىٓ أَطْعَمَهُم مِّن جُوعٍ وَءَامَنَهُم مِّنْ خَوْفٍۭ
4 ‘alladhī ‘aṭ’amahu m-min jū’i w-wa’āmanahu m-min khawf(im)
- Warsh van Nafiʽ al-Madani
بِسۡمِ اِ۬لَّهِ اِ۬لرَّحۡمَٰنِ اِ۬لرَّحِيمِ
Bismi l-lāhi r-raḥmāni r-raḥīm(i)
لِإِيلَٰفِ قُرَيۡشٍ
1 Li’īlāfi quraysh(in)
إِۦلَٰفِهِمۡ رِحۡلَةَ اَ۬لشِّتَآءِ وَالصَّيۡفِ
2 ‘īlāfihim rihlata sh-shitā’i waṣṣayf(i)
فَلۡيَعۡبُدُوا۟ رَبَّ هَٰذَا اَ۬لۡبَيۡتِ
3 Falya’budū rabba hādha l-bayt(i)
اِ۬لَّذِےٓ أَطۡعَمَهُم مِّن جُوعٍ
4 ‘alladhī ‘aṭ’amahu m-min jū'(in)
وَءَامَنَهُم مِّنۡ خَوۡفٍۭ
5 Wa’āmanahu m-min khawf(im)
BetekenissenEdit
1(Het is een grote genade en bescherming van Allah), voor het temmen van de Qoeraisj,
2(En met al die genade en bescherming van Allah voor hun temmen, doen Wij) de (Qoeraisj) karavanen veilig vertrekken in de winter (naar het zuiden), en in de zomer (naar het noorden zonder vrees),
3Zodat zij (Allah) de Heer van dit Huis (de Ka’bah in Makkah) aanbidden.
4(Hij) Die hen tegen de honger heeft gevoed en hen veilig heeft gemaakt tegen vrees.
Vertaald:Edele Koran, 1999
Voor de gebruikelijke veiligheid van de Qoeraysh –
2Hun gebruikelijke veiligheid de karavaan van winter en zomer –
3Laat hen de Heer van dit Huis aanbidden,
4Die hen tegen de honger heeft gevoed en hen veilig heeft gemaakt, tegen vrees.
Vertaald door Saheeh International, 1997
1FVoor de verbonden (van veiligheid en bescherming) die de Qoeraisj genieten,
2hun verbonden (die) reizen door de winter en de zomer omvatten,-
3Laat hen de Heer van dit Huis aanbidden,
4Hij voorziet hen van voedsel tegen de honger en van veiligheid tegen de vrees (voor gevaar).
Vertaling: Yusuf Ali, 1934
1FVoor het temmen van Qureysh
2Voor het temmen ervan (doen Wij) de karavanen in de winter en in de zomer op weg gaan.
3Laten zij daarom de Heer van dit Huis aanbidden,
4Laten zij daarom de Heer van dit Huis aanbidden,
Vertaling: Pickthall, 1930