Volgens de overlevering werd Shōtoku in 593 tot regent (Sesshō) benoemd door keizerin Suiko (554-628), zijn tante. Shōtoku, geïnspireerd door de leer van de Boeddha, slaagde erin tijdens zijn bewind een gecentraliseerde regering in te stellen. In 603 stelde hij aan het hof het systeem van de Twaalf Niveau’s en Rangen in. Aan hem wordt de afkondiging van een grondwet met zeventien artikelen toegeschreven.
De prins was een fervent boeddhist en hem wordt traditioneel het auteurschap toegeschreven van de Sangyō Gisho of “Geannoteerde commentaren op de Drie Soetra’s” (de Lotus Soetra, de Vimalakirti Soetra, en de Śrīmālādevī Siṃhanāda Sūtra). De eerste van deze commentaren, Hokke Gisho, wordt traditioneel gedateerd op 615 en wordt daarom beschouwd als “de eerste Japanse tekst”, wat Shōtoku op zijn beurt tot de eerste Japanse schrijver maakt. Er zijn ook geruchten dat prins Shōtoku nooit in leven is geweest.
Een legende beweert dat toen Bodhidharma naar Japan kwam, hij prins Shōtoku ontmoette terwijl hij zich voordeed als een uitgehongerde bedelaar. De prins vroeg de bedelaar om zich te identificeren, maar de man antwoordde niet. In plaats van door te gaan, gaf Shōtoku hem te eten en te drinken en bedekte hem met zijn purperen gewaad, terwijl hij hem vertelde dat hij “in vrede moest liggen”. De prins zong toen voor de uitgehongerde man.
Alas! VoorDe reiziger die ligt te hongeren naar rijstOp de heuvel van Kataoka (De zon schijnt)Zijt gij ouderloos geworden? Hebt gij geen heerDraaiend als een bamboe? Helaas! De tweede dag stuurde de prins een boodschapper naar de hongerende man, maar hij was al dood. Daarop was Shōtoku zeer bedroefd en beval zijn begrafenis. Shōtoku dacht later dat de man zeker geen gewone man was, en stuurde een andere boodschapper, en ontdekte dat de aarde niet was verstoord. Toen hij het graf opende, lag er geen lichaam in, en het purperen gewaad van de prins lag opgevouwen op de kist. De prins stuurde daarop een andere boodschapper om het gewaad op te eisen, en hij bleef het dragen zoals voorheen. Het volk was vol ontzag en prees de prins: “Hoe waar is het dat een wijze een wijze kent.” Deze legende is verbonden met de tempel van Daruma-dera in Ōji, Nara, waar een stenen stoepa onder de grond werd gevonden, die uiterst zeldzaam is.
In de late 6e eeuw leidde prins Shōtoku een enorm nationaal project om het boeddhisme te bevorderen en hij gaf opdracht tot de bouw van Shitennō-ji. De boeddhistische tempel werd gebouwd in de provincie Settsu (het huidige Osaka) na zijn militaire overwinning op de machtige Mononobe-clan, want die zou hij hebben opgeroepen om zijn vijanden te verpletteren. Shōtoku’s naam is verbonden met Hōryū-ji, een tempel in de provincie Yamato, en talrijke andere tempels in de Kansai-regio. In documentatie over Hōryū-ji wordt beweerd dat Suiko en Shōtoku de tempel in het jaar 607 stichtten. Archeologische opgravingen in 1939 hebben bevestigd dat het paleis van prins Shōtoku, de Ikaruga no miya (斑鳩宮), in het oostelijke deel van het huidige tempelcomplex stond, waar nu de Tō-in (東院) staat.
Ondanks dat hij wordt gezien als de stichter van het Japanse boeddhisme, wordt ook gezegd dat de prins Shinto respecteerde en nooit boeddhistische tempels bezocht zonder Shinto-heiligdommen te bezoeken.
In zijn briefwisseling met keizer Yang van Sui bevat de brief van de prins het vroegst bekende schriftelijke geval waarin de Japanse archipel wordt aangeduid met een term die “land van de rijzende zon” betekent. De Sui keizer had in 605 een bericht gestuurd waarin stond, “de vorst van Sui informeert eerbiedig naar de vorst van Wa,” en Shōtoku antwoordde door een missie te sponsoren geleid door Ono no Imoko in 607, die een briefje meebracht met de tekst: “Van de vorst van het land van de rijzende zon (hi izuru tokoro) aan de vorst van het land van de ondergaande zon.”
Men zegt dat hij begraven is in Shinaga in de provincie Kawachi (de huidige prefectuur Osaka).