Het verslag verschijnt onmiddellijk na het verhaal van Balaam, die was ingehuurd door de Moabitische hoofdman, Balak, om de Israëlieten te vervloeken. Balaam slaagde daar niet in, omdat God hem in plaats daarvan woorden van zegening voor Israël in de mond had gelegd (het eerste gebed dat de Joden opzeggen als onderdeel van hun dagelijkse gebedsdienst komt precies uit deze tekst). Omdat hij er niet in geslaagd was hen te vervloeken, vertrok Balaam naar zijn eigen land. Het Boek Numeri legt een direct verband tussen Balaam en de gebeurtenissen in Peor, door te stellen dat de Moabieten “de kinderen Israëls door de raad van Balaam een overtreding tegen de HEER lieten begaan in de zaak Peor”. Mozes gaf bevel om alle afgodendienaars te doden, maar Zimri, de zoon van de Israëlitische vorst Salu uit de stam van Simeon, tartte Mozes openlijk en toonde openlijk zijn mening aan hen die met Mozes bij de ingang van de Tabernakel stonden door naar binnen te gaan bij Cozbi, de dochter van de Midjanitische vorst Sur. In een ogenblik van grote kracht, geboren uit heilige ijver, ging Phinehas achter hen aan en doorboorde hen met een speer. Zo “verijdelde hij de plaag” die onder het volk was uitgebroken en waardoor reeds vierentwintigduizend van hen waren omgekomen. God merkte dat Phinehas trouw en dapperheid voor God toonde. God besloot niet alle kinderen Israëls in toorn te vernietigen, omdat Phinehas verzoening had gedaan voor hun zonden. God verklaarde dat Phinehas, en de zonen van zijn zonen tot in alle eeuwigheid, hiervoor goddelijke erkenning zouden krijgen; een verbond van vrede en het verbond van een eeuwig erfelijk priesterschap.
Het christelijke boek Openbaring weerspiegelt dit sentiment. Openbaring beschrijft Jezus als sprekend tot een van de zeven christelijke kerken: “Toch heb ik een paar dingen tegen jullie: Jullie hebben daar mensen die vasthouden aan de leer van Balaam, die Balak leerde de Israëlieten te verleiden tot zonde door het eten van aan afgoden geofferd voedsel en door het plegen van seksuele immoraliteit.”
De Romeins-Joodse historicus Flavius Josephus uit de eerste eeuw geeft een uitgebreidere versie van de gebeurtenissen en beweert dat Balaam Balak en de prinsen van Midian liet komen en hun vertelde dat, als zij kwaad over Israël wilden brengen, zij de Israëlieten tot zonde moesten aanzetten. Balaam adviseerde hen de mooiste vrouwen te zenden om de Israëlieten te verleiden tot afgoderij. Deze strategie slaagde, en spoedig waren velen van de Israëlieten verleid.