Outcrops maken directe observatie en bemonstering van het vast gesteente in situ mogelijk voor geologische analyse en het maken van geologische kaarten. Metingen ter plaatse zijn van cruciaal belang voor een goede analyse van de geologische geschiedenis en uitsteeksels zijn dan ook uiterst belangrijk voor het begrip van de geologische tijdschaal van de aardgeschiedenis. Sommige van de soorten informatie die alleen kunnen worden verkregen uit ontsluitingen van het vast gesteente of door nauwkeurige boor- en steekoperaties, zijn oriëntaties van structurele geologische kenmerken (b.v. beddingvlakken, plooiassen, foliatie), oriëntaties van afzettingskenmerken (b.v. paleostroomrichtingen, gradatie, facieschakeringen), paleomagnetische oriëntaties. Outcrops zijn ook zeer belangrijk voor het begrijpen van fossiele assemblages, en paleo-omgeving, en evolutie als ze een record van relatieve veranderingen binnen geologische strata.
Nauwkeurige beschrijving, kartering, en bemonstering voor laboratoriumanalyse van outcrops mogelijk gemaakt alle van de geologische wetenschappen en de ontwikkeling van fundamentele geologische wetten, zoals de wet van superpositie, het principe van de oorspronkelijke horizontaliteit, principe van laterale continuïteit, en het principe van faunale successie.