Enige decennia geleden viel het wetenschappers op dat de huid van octopussen iets vreemds deed. Wanneer onderzoekers er met een fel licht op schenen en vervolgens het licht weghaalden, zetten chromatoforen – kleine, cirkelvormige, met pigment gevulde structuren – die in de huid zijn ingebed, uit en ontspanden zich vervolgens. Koppotigen zoals inktvissen, octopussen en inktvissen gebruiken deze chromatoforen om de kleur, vorm en textuur van hun huid drastisch te veranderen, en wetenschappers begonnen zich af te vragen of zij ook licht konden waarnemen. Nu hebben twee nieuwe studies bewijs gevonden voor de aanwezigheid van rhodopsine – een lichtgevoelig eiwit dat gewoonlijk in het netvlies zit – in de huid van koppotigen. Hoewel de meeste andere weekdieren, waaronder sint-jakobsschelpen en slakken, niet zo goed van gedaante kunnen veranderen als koppotigen, kunnen ook zij licht waarnemen met hun huid. Deze bevindingen, die vandaag online zijn gepubliceerd in The Journal of Experimental Biology, suggereren dat het vermogen om licht te voelen afkomstig kan zijn van een voorouderlijk weekdier, dat de koppotigen in de loop der tijd hebben aangepast om hun unieke gedrag te vergemakkelijken. De mate waarin het vermogen bijdraagt aan hun snelle veranderingen in uiterlijk, blijft echter onbekend.