In het begin was er Chaos en uit het kokende mengsel, in de duisternis, groeide een enorm zwart ei. In dit ei werd de slapende reus Pan Gu gevormd. 18.000 jaar lang sliep hij en groeide hij. Tenslotte werd Pan Gu wakker, geeuwde en strekte zijn enorme ledematen uit en brak het ei in tweeën.
De bovenste helft was lichter en vloog omhoog om de hemelen te worden en de zwaardere onderste helft zonk naar beneden en werd de aarde, waardoor de yin en yang werden gevormd.
Pan Gu was blij met wat er was gebeurd, maar ook bezorgd, opdat de twee delen niet weer bij elkaar zouden komen en Chaos opnieuw zouden vormen; dus ging hij ertussen staan, zijn hoofd de hemelen omhoog houdend en zijn voeten op de aarde. Zo bleef hij staan, groeiend en groeiend, de hemel en de aarde steeds verder uit elkaar duwend, nog 18.000 jaar lang.
Toen hij er zeker van was dat ze nooit meer bij elkaar zouden komen en nu uitgeput door zijn inspanningen, ging Pan Gu liggen en stierf.
Nog steeds echter begon zijn hele wezen de wereld te vormen. Zijn laatste adem werd de wind en de wolken en zijn stem de rommelende donder. Een oog werd de zon, het andere de maan. Zijn lichaam en ledematen werden de vijf grootste bergen van China, zijn bloed vormde de rivieren en zeeën.
De haren op Pan Gu’s hoofd veranderden in de ontelbare sterren die aan de hemel fonkelden, terwijl zijn huid en andere haren de planten werden en de bomen die groeiden in de goede aarde die uit zijn vlees was geschapen.
Zijn zweet stroomde als de regen en de dauw, en voedde alles op aarde, terwijl zijn tanden en beenderen veranderden in kostbare stenen en mineralen.
Uit de talloze kleine wezens die op zijn lichaam hadden geleefd, ontstond tenslotte de mensheid, die zich over de aarde verspreidde tot in elke uithoek van de schepping die Pan Gu was.