Mut, in de oude Egyptische religie, een hemelgodin en grote goddelijke moeder. Mut zou ontstaan zijn in de delta van de Nijl of in Midden-Egypte. Ze werd bekend tijdens de 18e dynastie (1539-1292 v. Chr.) als metgezellin van de god Amon in Thebe, en vormde samen met hem de Thebaanse triade en met de jeugdige god Khons, van wie gezegd werd dat hij Mut’s zoon was. De naam Mut betekent “moeder”, en haar rol was die van een oudere vrouw onder de goden. Zij werd geassocieerd met de uraeus (steigerende cobra), leeuwinnen, en koninklijke kronen.
In Thebe was het belangrijkste feest van Mut haar “navigatie” op het kenmerkende hoefijzervormige meer, of Isheru, dat haar tempelcomplex in Karnak omringde. Mut werd gewoonlijk afgebeeld als een vrouw met de dubbele kroon (van Opper- en Neder-Egypte) die gewoonlijk door de koning en door de god Atum werd gedragen. Soms werd zij ook afgebeeld met het hoofd van een leeuwin, vooral wanneer zij werd vereenzelvigd met andere godinnen, met name Bastet en Sekhmet.