Mei Vierde Beweging, intellectuele revolutie en sociopolitieke hervormingsbeweging die in 1917-21 in China plaatsvond. De beweging was gericht op nationale onafhankelijkheid, emancipatie van het individu, en wederopbouw van maatschappij en cultuur.
In 1915 begonnen jonge intellectuelen, geïnspireerd door “De Nieuwe Jeugd” (Xinqingnian), een maandblad onder redactie van de iconoclastische intellectuele revolutionair Chen Duxiu, te ageren voor de hervorming en versterking van de Chinese samenleving. Als onderdeel van deze Nieuwe Cultuur Beweging vielen zij traditionele Confucianistische ideeën aan en verheerlijkten westerse ideeën, met name wetenschap en democratie. Hun onderzoek naar liberalisme, pragmatisme, nationalisme, anarchisme en socialisme verschafte een basis van waaruit zij traditionele Chinese ethiek, filosofie, religie en sociale en politieke instellingen bekritiseerden. Bovendien stelden zij, onder leiding van Chen en de in Amerika opgeleide geleerde Hu Shi, een nieuwe naturalistische volkstaal (baihua) voor, ter vervanging van de moeilijke 2000 jaar oude klassieke stijl (wenyan).
Deze patriottische gevoelens en de ijver voor hervormingen bereikten hun hoogtepunt in een incident op 4 mei 1919, waaraan de beweging haar naam ontleende. Op die dag hielden meer dan 3000 studenten van 13 hogescholen in Peking een massademonstratie tegen het besluit van de Vredesconferentie van Versailles, die het verdrag opstelde dat officieel een einde maakte aan de Eerste Wereldoorlog, om de voormalige Duitse concessies in de provincie Shandong over te dragen aan Japan. De instemming van de Chinese regering met dit besluit maakte de studenten zo woedend dat zij het huis van de minister van communicatie in brand staken en de Chinese minister van buitenlandse zaken aanvielen, beide pro-Japanse ambtenaren. In de weken daarna vonden in het hele land demonstraties plaats; verscheidene studenten kwamen daarbij om het leven of raakten gewond, en meer dan 1.000 werden gearresteerd. In de grote steden begonnen de studenten met stakingen en boycots tegen Japanse goederen, die meer dan twee maanden duurden. Gedurende een week, te beginnen op 5 juni, staakten handelaars en arbeiders in Shanghai en andere steden ter ondersteuning van de studenten. Geconfronteerd met deze groeiende stroom van ongunstige publieke opinie berustte de regering; drie pro-Japanse ambtenaren werden ontslagen, het kabinet trad af, en China weigerde het vredesverdrag met Duitsland te ondertekenen.
Als onderdeel van deze beweging was een campagne ondernomen om het gewone volk te bereiken; in het hele land werden massabijeenkomsten gehouden, en er werden meer dan 400 nieuwe publicaties gestart om de nieuwe gedachte te verspreiden. Als gevolg hiervan werd het verval van de traditionele ethiek en het familiesysteem versneld, kwam de emancipatie van de vrouw in een stroomversnelling, ontstond er een volkstalige literatuur en werd de gemoderniseerde intelligentsia een belangrijke factor in China’s latere politieke ontwikkelingen. De beweging stimuleerde ook de succesvolle reorganisatie van de Nationalistische Partij (Kuomintang), later geleid door Chiang Kai-shek (Jiang Jieshi), en stimuleerde de geboorte van de Chinese Communistische Partij.