Marcus Porcius Cato, bijgenaamd Cato De Censor, of Cato De Oudere, (geboren 234 v.C., Tusculum, Latium -gestorven 149), Romeins staatsman, redenaar, en de eerste Latijnse prozaschrijver van belang. Hij stond bekend om zijn conservatieve en anti-hellenistische beleid, in tegenstelling tot de filosofische idealen van de familie Scipio.
Cato werd geboren uit het plebejische geslacht en vocht als militair tribuun in de Tweede Punische Oorlog. Zijn redenaarstalent en juridische vaardigheden en zijn strenge moraal trokken de aandacht van de patriciër Lucius Valerius Flaccus, die hem hielp een politieke carrière in Rome te beginnen. Cato werd gekozen tot quaestor (205), aedile (199), en praetor (198) in Sardinië, waar hij de woekerpraktijken onderdrukte. In 195 werd hij samen met Flaccus tot consul gekozen, en als consul verzette hij zich zonder succes tegen de herroeping van een maatregel die de extravagantie van vrouwen aan banden legde (Lex Oppia). Vervolgens sloeg hij in een uitgebreide en verbeten militaire campagne een opstand in Spanje neer en organiseerde de provincie Dichterbij Spanje. In 191 diende Cato met onderscheiding onder Manius Acilius Glabrio bij Thermopylae in de oorlog tegen de Seleucidische koning Antiochus III. Kort daarop nam hij Glabrio op in zijn aanklacht tegen de aanhangers van de Scipios. Vervolgens viel hij Lucius Scipio en Scipio Africanus de Oudere aan en verbrak hun politieke invloed. Dit succes werd gevolgd door zijn verkiezing tot lid van de censuur in 184, opnieuw met Flaccus als zijn collega. (De censoren waren tweevoudige magistraten die optraden als volkstellers, beoordelaars en inspecteurs van zeden en gedrag.)
Als censor streefde Cato naar het behoud van de mos majorum (“voorouderlijke gewoonte”) en bestreed hij alle Griekse invloeden, die volgens hem de oudere Romeinse normen van zedelijkheid ondermijnden. Hij nam maatregelen om luxe te belasten en stelde strenge eisen aan de lijst van personen die in aanmerking kwamen voor de senaat. Hij controleerde misbruik door de belastingontvangers, en hij bevorderde veel openbare bouwwerken, waaronder de Basilica Porta (de eerste markthal in Rome). Cato’s censuur maakte indruk op latere generaties, maar was te reactionair; vooral zijn anti-Helleense beleid was retrograde en had geen brede steun. Zijn strengheid als censor maakte hem zo veel vijanden dat hij zich later 44 maal moest verdedigen tegen verschillende beschuldigingen en pogingen tot vervolging.
Na zijn ambtstermijn als censor bleef Cato zijn sociale doctrines verkondigen en steunde hij maatregelen als de Lex Orchia tegen luxe (181) en de Lex Voconia (169), die de financiële vrijheid van vrouwen aan banden legde. In zijn latere jaren wendde hij zich op aanzienlijke schaal tot de kapitalistische landbouw, speculatie en geldleningen. Zijn gezantschap naar Carthago (waarschijnlijk 153) overtuigde hem ervan dat de herleefde welvaart van Rome’s oude vijand een nieuwe bedreiging vormde. Cato herhaalde voortdurend zijn vermaning “Carthago moet worden vernietigd” (“Delenda est Carthago”), en hij leefde nog totdat Carthago in 149 de oorlog werd verklaard.
Cato’s afkeer van luxe en praalzucht verklaart voor een deel zijn diepe haat jegens de familie Scipio. Hijzelf had rustieke manieren en spraak, hoewel hij geestig en zeer geleerd was. Cato’s invloed op de groei van de Latijnse literatuur was enorm. Hij was de auteur van Origines, de eerste geschiedenis van Rome die in het Latijn werd geschreven. In dit werk, waarvan slechts enkele fragmenten bewaard zijn gebleven, worden de overleveringen van de stichting van Rome en andere Italiaanse steden beschreven. Cato’s enige bewaard gebleven werk is De agri cultura (Over de landbouw), een verhandeling over de landbouw, geschreven rond 160 v. Chr. De agri cultura is het oudste overgebleven complete prozawerk in het Latijn. Het is een praktisch handboek over de teelt van wijnstokken en olijven en het weiden van vee, maar het bevat ook veel details over oude gebruiken en bijgeloof. Belangrijker nog is dat het een schat aan informatie biedt over de overgang van kleine grondbezitters naar kapitalistische landbouw in Latium en Campanië. Cato stelde ook een encyclopedie en Praecepta (“stelregels”) samen voor zijn zoon, naast werken over geneeskunde, jurisprudentie, en militaire wetenschap. Van minstens 150 toespraken die hij publiceerde, zijn slechts magere fragmenten van ongeveer 80 overgebleven.