Het woord Lithopedion is een beschrijvende term afgeleid van het Griekse lithos, wat steen betekent, en paidion, wat kind betekent, om een foetus aan te duiden die steenachtig of versteend is geworden. Er zijn geen klassieke klinische tekenen of symptomen die bij de diagnose kunnen helpen. De meeste gevallen zijn ontdekt bij ongerelateerde chirurgische ingrepen, tijdens routine röntgenografie van de buik, of bij necropsie.

Küchenmeister’s klassieke artikel (5), in 1881, blijft de basis van onze huidige classificatie. Hij merkte op dat de verkalking zowel de foetus, de vliezen of de placenta kan betreffen, als elke combinatie van deze structuren. Op basis hiervan stelde hij de volgende classificatie voor:

Lithokelyphos (stenen omhulsel of eierschaal), waarbij alleen de membranen verkalkt zijn en een harde schaal vormen die de foetus omgeeft. De foetus kan slechts geringe veranderingen ondergaan, of volledig geskeletonneerd zijn, maar is niet betrokken bij het proces van verkalking.

Lithokelyphopedion (steenschedekind), waarbij zowel de vliezen als de foetus verkalkt zijn.

Echte lithopedie (steenkind), waarbij de foetus is geïnfiltreerd met calciumzouten en de verkalking van de membranen verwaarloosbaar is.

Oden en Lee (10) somden in 1940 de volgende voorwaarden op die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van een lithopedie: (1) De zwangerschap moet extra-uterien zijn. (2) De foetus moet meer dan drie maanden in de buik overleven (anders wordt hij geabsorbeerd). (3) De aandoening moet aan medische waarneming ontsnappen. (4) De foetus moet steriel blijven. (5) De noodzakelijke voorwaarden voor de afzetting van calcium moeten aanwezig zijn, d.w.z. minimale en trage circulatie.

Bij het doornemen van de literatuur, is men onder de indruk van de schaarste van rapporten in de Engelse taal (indruk van gevallen gemeld vóór 1925).

Schrenk, geciteerd door Schumann (13), gaf in 1893 de incidentie van lithopedionvorming in buitenbaarmoederlijke zwangerschap op 1,8 procent, of 11 op 610 gevallen. Bainbridge (1) schatte in 1912 de incidentie op 1,5 procent, of 9 op 626 gevallen. In 1928 meldden Masson en Simon (7) van de Mayo Kliniek 9 gevallen in 445 extra-uteriene zwangerschappen, of 2 procent.

In 1939 meldde Mathieu (8), 31 gevallen toevoegend aan die welke eerder verzameld waren, een totaal van 229 gevallen in de literatuur. Van de 31 gevallen werden er 8 ontdekt door middel van röntgenografie. Reeves en Lipman (11), in 1941, brachten het totaal van eerder gerapporteerde gevallen op ongeveer 236, vijf eeuwen bestrijkend. Op het moment van hun publicatie waren er 247 gevallen gerapporteerd. Mathieu’s samenvatting laat zien dat de leeftijd van de patiënten varieert van dertig tot honderd jaar, met een periode van retentie van vier tot zestig jaar.

Mathieu verzamelde ook 274 geregistreerde gevallen (tot 1936) van gecombineerde intra- en extra-uteriene zwangerschappen, maar was in staat om onder deze slechts één geval te vinden waarin lithopedie zich ontwikkelde. Hij voegde er nog een voorbeeld aan toe. Umnowa (16), in 1934, meldde een geval waarin verkalkte massa’s werden verwijderd uit beide zijden van de buik.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.