Waarom zijn we zo bang voor de afkeuring van anderen? We ervaren deze angst allemaal, en de meesten van ons willen niet toegeven hoe ernstig de tirannie ervan kan zijn.
De Bijbel noemt dit de “mensenvrees”, en het kan een web van dubbelzinnigheid weven rond zaken die bijbels gezien duidelijk zijn. De angst voor de mens kan ons immobiliseren wanneer we actie zouden moeten ondernemen, en ons de mond snoeren wanneer we zouden moeten spreken. Het voelt krachtig, maar de kracht is bedrieglijk.
Daarom zegt de Bijbel ons: “De vrees voor de mens legt een valstrik, maar wie op de Here vertrouwt, is veilig” (Spreuken 29:25). Het Hebreeuwse woord hier voor “strik” verwijst naar vallen die jagers gebruikten om dieren of vogels te vangen. Strikken zijn gevaarlijk. Als we verstrikt raken, moeten we alles doen wat nodig is om onszelf te bevrijden.
God heeft de macht om ons te bevrijden en hij wil dat we leven in de veilige vrijheid van op hem te vertrouwen. Maar hij bevrijdt ons niet door onze angst voor afkeuring weg te nemen, maar door die angst naar de juiste plaats over te brengen. En typisch, hij bevrijdt ons door ons te helpen onze valse angsten onder ogen te zien, zodat ze hun macht over ons verliezen.
God’s Ontwerp in de angst voor afkeuring
Het is belangrijk dat we begrijpen waarom ons verlangen naar goedkeuring en onze angst voor afkeuring zo sterk is.
Door onze zonde, zwakheden en misschien traumatische ervaringen in het verleden, zouden we kunnen veronderstellen dat deze dingen slechts gevolgen zijn van de zondeval. Maar in de kern, zijn ze dat niet. God ontwierp ons juist om gemotiveerd te worden door deze emotioneel krachtige krachten, omdat zij op unieke wijze onthullen waar wij van houden.
“God heeft de macht ons te bevrijden van de angst voor de mens.”
Ieder van ons weet instinctief, als schepsel, dat wie we zijn en wat we waard zijn, geen dingen zijn die we voor onszelf definiëren. We hebben onszelf niet geschapen. We hebben ons DNA, onze intellectuele en fysieke vermogens, onze families, culturen, vroege opvoeding, tijdsperioden, of de meeste andere belangrijke invloeden niet gekozen. Wij zijn geen autonome maar voorwaardelijke wezens.
En ieder van ons weet ook instinctief dat ons bestaan past in een groter doel of verhaal en, ondanks de pogingen van het postmodernisme om ons van het tegendeel te overtuigen, is het voor ons onmogelijk om onze eigen ultieme betekenis te scheppen. Diep van binnen weten we dat zo’n zelfgecreëerde betekenis absurd is.
Dus kunnen we niet anders dan onze identiteit, waarde en betekenis ontlenen aan externe bronnen. Bovendien zoeken we ze instinctief bij externe persoonlijke bronnen; we weten diep van binnen dat ze ons door een Persoon worden geschonken.
De persoon of personen aan wie we het meeste gezag toekennen – om te definiëren wie we zijn, wat we waard zijn, wat we moeten doen, en hoe we het moeten doen – is of zijn de persoon of personen voor wie we het meest bang zijn, omdat het de persoon of personen is of zijn wiens goedkeuring we het meest willen.
God heeft ons zo ontworpen, want het onthult wie en wat ons hart liefheeft. Deze angst komt recht uit de plaats waar de schat van ons hart is opgeslagen (Mattheüs 6:21). Het is een angst om iets te verliezen of niet te verkrijgen wat we werkelijk verlangen, en daarom oefent het zo’n macht over ons uit.
Je gehoorzaamt degene die je vreest
Wanneer we deze angst voelen, kan het emotionele mist en psychologische complexiteit oproepen. Maar we snijden door tot de kern van de dingen als we ons een eenvoudige bijbelse waarheid herinneren: we gehoorzamen Degene die we vrezen.
Degene(n) wiens beloning van goedkeuring we het meest verlangen – wiens vloek van afkeuring we het meest vrezen te ontvangen – is degene(n) die we zullen gehoorzamen, onze functionele god. Daarom gebiedt de Bijbel ons zo vaak om “de Here te vrezen”. Hier zijn twee voorbeelden:
“En nu, Israël, wat verlangt de Here, uw God, van u anders dan de Here, uw God, te vrezen, in al zijn wegen te wandelen, hem lief te hebben, de Here, uw God, te dienen met geheel uw hart en met geheel uw ziel, en de geboden en inzettingen van de Here, die ik u heden opleg voor uw welzijn, in acht te nemen?” (Deuteronomium 10:12-13)
“En vreest niet hen, die het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden. Vreest veeleer hem, die ziel en lichaam in de hel kan vernietigen.” (Mattheüs 10:28)
“Degene aan wie wij het meeste gezag toekennen, is degene die wij het meest vrezen.”
Zowel Mozes als Jezus bevelen ons God boven alles lief te hebben (Deuteronomium 6:5; Mattheüs 22:37), en beiden bevelen ons God boven alles te vrezen. Het zijn geen elkaar uitsluitende geboden; het zijn twee kanten van dezelfde medaille.
Ze bevelen ons de enorme eeuwige beloning van Gods goedkeuring meer te zoeken dan de nietige vergankelijke goedkeuring van de mens, en de verschrikkelijke eeuwige vloek van Gods afkeuring meer te vrezen dan de nietige vergankelijke afkeuring van de mens. Zij bevelen ons onze liefde en vrees te richten op de juiste God.
Leg de vrees voor de mens terzijde
De vrees voor de mens is een strik omdat de mens een valse god is, maar de vrees voor de Heer is veilig omdat Hij werkelijk God is (Spreuken 29:25). De vrees voor de mens is een nauw klevende zonde die onze benen verstrikt in de wedloop van het geloof en wij moeten haar terzijde leggen (Hebreeën 12:1). Hoe?
- Belijdt uw vrees voor de mens. Zodra u uw vrees voor de mens herkent, belijdt u die als zonde aan God en toont u berouw. Indien mogelijk, belijd het aan trouwe vrienden die u zullen helpen het te bestrijden.
- Ondervraag uw vrees voor de mens. Waar bent u precies bang voor en waarom? Hebt u werkelijk een goede reden om bang te zijn, vooral in het licht van Mattheüs 10:28? Het uitspreken van je angst ontmaskert het vaak als het zielige ding dat het is.
- Moedig confronteer je je angst voor de mens. “Wij moeten God liever gehoorzamen dan de mensen” (Handelingen 5:29). Gehoorzaamheid vraagt om moed. Moed is niet de afwezigheid van de emotie van angst, maar de vastberadenheid om te gehoorzamen ondanks wat we voelen. Oefen uw vertrouwen in God door uit te gaan in gehoorzaamheid. “Wees sterk en moedig. Vrees hen niet en wees niet bang voor hen, want het is de Heer, uw God, die met u gaat. Hij zal u niet verlaten of in de steek laten” (Deuteronomium 31:6).
Op God vertrouwen is veilig; de mens vrezen is dat niet (Spreuken 29:25). God leert ons dit gewoonlijk door de harde les van gehoorzamen ondanks een gevoel van angst. Want dan leren we Gods beloften meer te vertrouwen dan onze waarnemingen en bereiken we de plaats waar we “vol vertrouwen kunnen zeggen: De Heer is mijn helper; ik zal niet vrezen; wat kan de mens mij doen?”” (Hebreeën 13:6).