Karels VI (regeerde 1380-1422) was nog minderjarig toen hij zijn vader opvolgde. Zijn ooms, die elk de ambitie en de middelen bezaten om een onafhankelijk beleid te voeren, namen de controle over de regering over. Lodewijk II, hertog van Anjou, onttrok zich spoedig aan zijn invloed door de troon van Napels op te eisen; Jean, hertog van Berry, kreeg het leenmanschap van de Languedoc, dat toen praktisch een adelstand was; en het werd aan hertog Filips II (de Stoute) van Bourgondië overgelaten om het beleid van de jonge koning te bepalen. Hij legde de koning zijn eigen zaak op in zijn beleid ten aanzien van Vlaanderen (waarvan de heerser, graaf Lodewijk II, Filips’ schoonvader was). Een opstand van de arbeiders van Gent, die zich uitbreidde naar andere steden, werd beantwoord door koninklijke troepen die een verpletterende overwinning behaalden te Roosebeke in 1382. De jonge koning keerde triomfantelijk terug en trad hard op tegen de opstandige bevolking van Parijs, Rouen en de Languedoc. Het provoostambt van de kooplieden werd in Parijs opgeheven, waardoor deze gemeente onder direct koninklijk gezag kwam.
In 1388 nam Karel VI zelf het volledige gezag op zich. Hij riep de verbannen adviseurs van zijn vader, de Marmousets, terug, die het koninklijk bestuur hervormden in overeenstemming met de praktijk van Karel V. Maar het land werd opnieuw moe van de belastingen. De jaarlijkse heffingen van Karel V waren in 1380 opgeheven, maar werden daarna weer ingevoerd – wat bijdroeg tot de reeds genoemde onrust in de steden – en werden op schaamteloze wijze verkwist aan koninklijke en vorstelijke extravagantie. In 1392 verloor de koning zijn gezonde verstand, een schokkende gebeurtenis die de bezorgdheid van de bevolking voor de kroon wekte. Zijn herhaalde toevallen van krankzinnigheid speelden zijn ooms echter in de kaart. Filips de Stoute domineerde opnieuw de raad. Gelukkig voor Frankrijk was Engeland niet in staat de oorlog te hervatten. De hertog van Bourgondië plande een invasie van Engeland in 1386, maar na grote voorbereidingen in Vlaanderen liep deze op niets uit. Een reeks wapenstilstanden, beginnend in 1388, werd gevolgd door een verzoening tussen Richard II van Engeland en Karel VI in 1396, toen de wapenstilstand met 28 jaar werd verlengd. Intussen bliezen Franse edelen de kruistochten nieuw leven in en stelden zich een herenigd Westen voor dat hun voorbeeld zou volgen; de nederlaag van Jan zonder Vrees bij Nicopolis in 1396 was de beroemdste van verschillende ondernemingen. Om de eenheid in de kerk te herstellen begonnen de meesters van de universiteit van Parijs zich krachtig uit te spreken; de conciliaire theorie (volgens welke de kerk door een oecumenisch concilie moest worden bestuurd), die uiteindelijk de overhand kreeg om een einde te maken aan het schisma, had veel aan hen te danken.
Toen het conflict met Engeland in de 15e eeuw werd hervat, waren de omstandigheden veranderd. Hendrik IV van Engeland zette zich in voor het herstel van de Engelse rechten in Frankrijk; bovendien zochten beide partijen in een burgeroorlog tussen Lodewijk I, hertog van Orléans, en Jan de Onverschrokkene (hertog van Bourgondië sinds 1404) over de zeggenschap over de koning, Engelse steun. En toen Jan Orléans in Parijs liet vermoorden (23 november 1407), vergrootte de afschuw van het volk het conflict. Jan buitte de situatie uit door aan te dringen op hervormingen; de zaak van zijn rivaal werd overgenomen door Bernard VII van Armagnac, wiens dochter trouwde met de zoon van Orléans. Maar John’s verbond met de turbulente Parijzenaars was niet veiliger dan het humeur van de boosste burgers; een belangrijke verordening voor administratieve hervorming (1413) stortte in een oproer van de slagers, en in de daaropvolgende reactie kreeg de Armagnac-factie weer de controle over Parijs. De gevaarlijke reactie van Jan was om de nieuwe koning van Engeland, Hendrik V, aan te moedigen de Franse troon voor zichzelf op te eisen. Hendriks invasie van 1415, die deed denken aan de veldtocht die eindigde bij Crécy, had hetzelfde resultaat – in Agincourt leden de Fransen opnieuw een grote nederlaag, waarna de Engelsen zich, zoals gebruikelijk, terugtrokken – maar de burgeroorlog in Frankrijk stelde Hendrik V in staat zijn kracht uit te buiten, waartoe Eduard III niet in staat was geweest. In 1418 heroverde de Bourgondische partij de controle over Parijs, en de dauphin Charles begon aan een lange ballingschap in Armagnac gezelschap.
John’s grenzeloze dubbelhartigheid bracht hem ertoe de dauphin in 1419 te ontmoeten en aan te bieden de Engelsen te verraden, maar hij werd vermoord door de volgelingen van de dauphin. Zijn opvolger, Filips III (de Goede), hernieuwde het bondgenootschap met Hendrik V. Bij het Verdrag van Troyes (1420) werd de gestoorde Karel VI ertoe gebracht het erfrecht van de dauphin op te heffen ten gunste van Hendrik V, die trouwde met de dochter van Karel VI. De oude droom van een dynastieke unie tussen Frankrijk en Engeland leek te worden verwezenlijkt; en toen Hendrik en Karel in 1422 binnen enkele weken na elkaar stierven, werd de jonge Hendrik VI koning in beide landen.