(26) De discipel die erbij stond, die Hij liefhad.–Comp.
Vrouw, zie uw zoon! Zie Johannes 2:4. Er waren er die de “broeders van de Heer” werden genoemd, die ons een nauwere band leken te hebben (zie de voetnoot bij Mattheüs 13:55), maar Hij beschouwt een ieder die de wil van Zijn Vader, die in de hemelen is, doet, als “broeder en zuster en moeder”. (Hij ziet nu bij het kruis haar staan, die door zijn dood zowel zonder zoon als zonder man zal achterblijven, want het stilzwijgen van de geschiedenis is alleen te verklaren door de veronderstelling dat Jozef al dood was; en in de tederheid van zijn liefde vertrouwt Hij haar toe aan de zorg van Hem, die Hijzelf boven anderen had liefgehad, omdat Hij boven anderen zijn liefde kon ontvangen.
Vers 26. – Jezus dan, ziende de moeder en de discipel, dien Hij liefhad, nabij staande, zeide tot de moeder: Vrouw, zie uw zoon! De term “Vrouw” was op zijn lippen eerder een eretitel dan een uitdrukking van kilheid. Geen spoor van oneerbiedigheid of gebrek aan genegenheid is te bespeuren, noch is het mogelijk dat onze Heer zich hier in zijn middelaarskarakter afscheidde van elke relatie met de moeder die hem baarde! Deze opvatting, die ten dele door Hengstenberg, ten dele door Steinmeyer, Luthardt, Alford, en oorspronkelijk door professor Hoffmann van Erlangen is overgenomen, schijnt volstrekt niet in overeenstemming te zijn met de geest van Christus. Weliswaar had Hij haar gewaarschuwd zich niet te bemoeien met zijn werkwijzen (Joh. 2:4), en had Hij gezegd dat zijn discipelen zijn broeders, zusters en moeder waren; maar de grootheid van zijn hart is menselijk tot op het laatst. Geen Monophy-site verklaring van de status majestaticus, geen Nestoriaanse scheiding van de Goddelijke en menselijke Christus, is nodig. Christus verlangde naar de moeder wier hart door zijn doodsstrijd werd doorboord, en vertrouwde haar met kinderlijke bezorgdheid toe, niet aan die broeders van hem – wat ook de graad van hun verwantschap met hem was – die niettemin niet in hem geloofden, maar aan de discipel die hij liefhad.
Parallelle commentaren …
οὖν (oun)
Samenvoeging
Strong’s Grieks 3767: Daarom, dan. Blijkbaar een primair woord; zeker, of dienovereenkomstig.
Jesus
Ἰησοῦς (Iēsous)
Naamwoord – naamwoordelijk mannelijk enkelvoud
Strongs Grieks 2424: Van Hebreeuwse oorsprong; Jezus, de naam van onze Heer en twee andere Israëlieten.
zag
ἰδὼν (idōn)
Werkwoord – Aorist Participle Active – Nominatief Mannelijk Enkelvoud
Strongs Grieks 3708: in de eigenlijke zin, om naar te staren, d.w.z. duidelijk onderscheiden; in het verlengde daarvan, aandacht schenken aan; in het Hebraïsme, ervaren; passief, verschijnen.
τὴν (tēn)
Artikel – Accusatief vrouwelijk enkelvoud
Strongs Grieks 3588: De, het bepaalde lidwoord. Inclusief het vrouwelijke hij, en het onzijdige to in al hun verbuigingen; het bepaalde lidwoord; de.
moeder
μητέρα (mētera)
Zelfstandig naamwoord – accusatief vrouwelijk enkelvoud
Strong’s Grieks 3384: Een moeder. Blijkbaar een primair woord; een ‘moeder’.
en
καὶ (kai)
Samenvoeging
Strongs Grieks 2532: En, zelfs, ook, namelijk.
de
τὸν (ton)
Artikel – Accusatief mannelijk enkelvoud
Strongs Grieks 3588: De, het bepaalde lidwoord. Inclusief het vrouwelijke hij, en het onzijdige to in al hun verbuigingen; het bepaalde lidwoord; de.
discipel
μαθητὴν (mathētēn)
Zelfstandig naamwoord – accusatief mannelijk enkelvoud
Strongs Grieks 3101: Een leerling, discipel, pupil. Van manthano; een leerling, d.w.z. Leerling.
whom
ὃν (hon)
Persoonlijk / Betrekkelijk voornaamwoord – Accusatief Mannelijk Enkelvoud
Strongs Grieks 3739: Wie, welke, wat, dat.
Hij had lief
ἠγάπα (ēgapa)
Verb – Imperfect Indicatief Actief – 3de persoon enkelvoud
Strongs Grieks 25: liefhebben, het beste wensen, er behagen in scheppen, naar verlangen; duidt op de liefde van de rede, achting. Misschien van agan; om lief te hebben.
bij elkaar staan,
παρεστῶτα (parestōta)
Verb – voltooid deelwoord actief – accusatief mannelijk enkelvoud
Strong’s Grieks 3936: Of verlengd paristano van para en histemi; naast staan, d.w.z. tentoonstellen, aanbieden, aanbevelen, staven; of bij de hand zijn, helpen.
Hij zei
λέγει (legei)
Werkwoord – Tegenwoordige tijd Actief – 3de persoon Enkelvoud
Strong’s Grieks 3004: (a) ik zeg, spreek; ik bedoel, vermeld, vertel, (b) ik roep, noem, vooral in de pas, (c) ik zeg, beveel.
to
τῇ (tē)
Artikel – Datief vrouwelijk enkelvoud
Strong’s Greek 3588: De, het bepaalde lidwoord. Inclusief het vrouwelijke hij, en het onzijdige to in al hun verbuigingen; het bepaalde lidwoord; de.
moeder,
μητρί (mētri)
Zelfstandig naamwoord – Datief vrouwelijk enkelvoud
Strongs Grieks 3384: Een moeder. Blijkbaar een primair woord; een ‘moeder’.
“Vrouw,
Γύναι (Gynai)
Zelfstandig naamwoord – vocatief vrouwelijk enkelvoud
Strongs Grieks 1135: een vrouw, echtgenote, mijn vrouwe. Waarschijnlijk van de basis van ginomai; een vrouw; speciaal, een echtgenote.
hier
ἴδε (ide)
Werkwoord – Aorist Imperatief Actief – 2e Persoon Enkelvoud
Strong’s Grieks 2400: Zie! Zie! Aanschouw! Kijk! Tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs middenstem van eido; gebruikt als gebiedende wijs lo!
Uw
σου (sou)
Persoonlijk / bezittelijk voornaamwoord – genitief 2de persoon enkelvoud
Strongs Grieks 4771: U. Het persoonlijk voornaamwoord van de tweede persoon enkelvoud; gij.
zoon.”
υἱός (huios)
Naamwoord – naamwoordelijk mannelijk enkelvoud
Strongs Grieks 5207: Een zoon, afstammeling. Blijkbaar een primair woord; een ‘zoon’, zeer algemeen gebruikt voor directe, verre of figuurlijke verwantschap.
Beste discipel Jezus hield van moeder in de buurt Staan
Beste discipel Jezus hield van moeder in de buurt Staan
Johannes 19:26 NIV
Johannes 19:26 NLT
Johannes 19:26 ESV
Johannes 19:26 NASB
Johannes 19:26 KJV
Johannes 19:26 BibleApps.com
John 19:26 Biblia Paralela
John 19:26 Chinese Bijbel
John 19:26 Franse Bijbel
John 19:26 Clyx Citaten
NT Evangeliën: Johannes 19:26 Toen Jezus dan zijn moeder zag (Jhn Jo Jn)