Toen Jimmy Page in 1968 aan de slag ging om Led Zeppelin te formeren, was dat niet de eerste keer dat hij probeerde een band samen te stellen. Twee jaar eerder, na de opname van “Beck’s Bolero” met Jeff Beck en The Who’s Keith Moon, overwogen Page en zijn studiogenoten om een zanger toe te voegen en meteen een band te vormen.
Moon had zelfs al een naam voor de band: Lead Zeppelin. Echter, in de loop van het realiseren ervan, liepen Page en de anderen tegen problemen aan. Om te beginnen, de zanger die ze wilden was niet beschikbaar. Toen besloot Moon terug te gaan naar The Who (en Beck naar The Yardbirds).
Page voegde zich kort daarna (medio ’66) bij Beck in The Yardbirds, maar Beck bleef niet tot het eind van het jaar. Tegen 1968 haakten de andere leden van The Yardbirds ook af, zodat Page alleen overbleef.
Dat is het moment waarop Page, toen 24, zijn Zeppelin serieus begon te vormen. Nadat Page auditie had gedaan bij de 20-jarige zanger Robert Plant, was hij verbaasd dat de zanger tot dan toe nog geen roem had vergaard in een Britse band.
Jimmy Page kon niet geloven dat Robert Plant nog geen grote naam was
In een interview met Trouser Press uit 1977, vertelde Page over zijn zoektocht naar bandleden na het uiteenvallen van The Yardbirds. Zijn eerste keus was Terry Reid, een zanger uit zijn Londense kring. Reid had echter net een platencontract getekend en stelde Page voor om eens te kijken naar Plant, een zanger die in het noorden werkte.
Toen Page eenmaal met Plant in contact kwam, zette dat hem aan het denken. “Toen ik auditie met hem deed en hem hoorde zingen, dacht ik meteen dat er iets mis met hem moest zijn qua persoonlijkheid of dat hij onmogelijk moest zijn om mee te werken,” zei Page.
Het was ook niet iets dat Page tijdens de auditie oppikte. “Ik kon maar niet begrijpen waarom hij, nadat hij me had verteld dat hij al een paar jaar zong, nog geen grote naam was geworden,” herinnerde Page zich.
Nadat hij wat met Plant had rondgehangen en hem had laten zien wat hij voor Led Zeppelin in petto had, realiseerde Page zich dat er niets mis was met de jonge zanger. Sterker nog, Plant hielp hem snel daarna de drummerskwestie op te lossen toen hij zijn oude vriend John Bonham aanbeval.
Plant had 2 jaar eerder in feite zijn diensten aan The Who aangeboden
In 1968 had Plant al tussen verschillende bands heen en weer geslingerd en had hij zelfs een paar singles uitgebracht in een kortlopend contract met CBS Records. Maar noch de Crawling King Snakes, noch Hobbstweedle, waarmee Plant zong toen Page contact met hem opnam, haalden het.
Hetzelfde gold voor de Band of Joy, de groep waarin Plant had gewerkt met Bonham in het midden van de jaren ’60. Maar dat wil niet zeggen dat Plant nooit tegen een big band opliep. Begin ’66 woonde een 17-jarige Plant drie Who concerten bij in zijn geboorteplaats Kidderminster (125 mijl ten noordwesten van Londen).
The Who speelde die data zonder zanger Roger Daltrey, die op gespannen voet stond met Pete Townshend en zijn bandgenoten. En nadat hij had gezien hoe Townshend de leadzang voor zijn rekening nam, bood Plant zijn diensten aan de band aan.
Townshend en The Who weigerden natuurlijk. Uiteindelijk kregen ze Daltrey terug in de band, terwijl ze het vertrek van Keith Moon en John Entwistle afsloegen. En Plant bleef lang genoeg vrij om zich een paar jaar later bij Page en de Zeppelin aan te sluiten. Dus iedereen won in dit verhaal.
Zie ook: Waarom Robert Plant dacht dat ‘Stairway to Heaven’ niet het definitieve Led Zeppelin nummer was