Een man baant zich een weg door de drek en smurrie van een 19e-eeuwse Amerikaanse haven – Nantucket, centrum van ’s werelds walvisvaartindustrie. Hij klopt op een deur, gaat naar binnen en smeekt een uitgeputte man om zijn verhaal te vertellen in ruil voor zijn spaargeld. Hij heeft geruchten gehoord, zegt hij, geruchten over het zinken van de Essex, een walvisvaarder in 1820. De man – gespeeld door Ben Whishaw – blijkt Herman Melville te zijn. Hij is op zoek naar het ware verhaal dat hem zal leiden tot het schrijven van Moby-Dick.
Al sinds de publicatie in 1851 heeft Moby-Dick de verbeelding geprikkeld met zijn profetische, degressieve en gevaarlijke thema’s. Zozeer zelfs, dat het het waargebeurde verhaal waarop de roman gebaseerd is, overschaduwde. Maar dat waargebeurde verhaal – dat van een wraakzuchtige walvis die een walvisjachtschip uitschakelt – is nu in ware swashbuckling-stijl bewerkt door Ron Howard. De film, In the Heart of the Sea (uitgebracht op tweede kerstdag), is gebaseerd op het gelijknamige maritieme geschiedenisboek van Nathaniel Philbrick.
Het verhaal gaat als volgt. In 1819 vertrok het walvisschip Essex vanuit Nantucket. Een jaar na de reis, 3.700 km ten westen van Zuid-Amerika, werd een groep walvissen waargenomen door de uitkijkpost. De harpoeniers vertrokken in hun kleine walvisboten om hun buit te oogsten.
Maar een van die kleine boten – die van eerste stuurman Owen Chase – werd aan stukken geslagen door de staart van een walvis. De bemanning keerde terug naar de Essex, waarop zij, volgens Chase, “een grote spermacetti walvis van ongeveer 85 voet lang rechtstreeks op hen af zagen komen, alsof hij uit wraak werd afgevuurd”.
De walvis raakte de Essex. En toen hij het schip een tweede keer ramde, was het duidelijk dat het zou zinken. De resterende bemanning van 20 man, duizenden kilometers van land, bemachtigde wat ze kon en vertrok in drie kleine cederhouten bootjes.
Taarmee begon een ongelooflijk verhaal van overleven op zee. De mannen brachten meer dan drie maanden op zee door en moesten hun toevlucht nemen tot kannibalisme om te overleven. Kapitein Pollard en Charles Ramsdell werden ontdekt terwijl ze op de botten van hun scheepsmaten in één boot zaten te knagen. Owen Chase, Lawrence en Nickerson overleefden het verhaal ook. In totaal werden zeven matrozen verorberd.
Moby Doll
De walvis – en in het bijzonder de witte walvis, de dubbelzinnige, mythische Moby-Dick – is al enkele jaren een terugkerend anker voor mijn eigen kunstwerken.
De relatie tussen mensen en walvisachtigen is lange tijd een soort paradox geweest. Wij voelen ons aangetrokken tot hun mysterie en intelligentie, hebben ontzag voor hun grootte en gratie, maar toch hebben wij vele walvissen bijna tot uitsterven gebracht, en gebruiken wij tot op de dag van vandaag dolfijnen en orka’s voor militaire manoeuvres en vermaak. De meest waarschijnlijke reden dat de historische walvis zich tegen de Essex keerde was niet wraak, maar zelfverdediging. Misschien beschermde hij de kalveren die routinematig werden afgeslacht om hun olierijke moeders naar hun vroegtijdige dood te lokken.
Owen Chase’s verslag uit de eerste hand over de walvis beschrijft hem als mannelijk, en dit heeft de manier bepaald waarop de meeste verslagen over het incident spreken. Maar er is natuurlijk minstens 50% kans dat de walvis die de boot aanviel vrouwelijk was. Potvissen zijn matriarchaal, zij vormen sterke sociale groepen, babysitten en zogen elkaars kalveren en treden collectief op om hun jongen te beschermen. Als ze bedreigd worden, vormen meerdere vrouwtjes een zogenaamd margrietpatroon (margriet) rond een jonge walvis die bescherming nodig heeft, om een aanval af te weren. Stierwalvissen zijn solitair en verlaten de groep als ze volwassen zijn. Ze keren alleen terug om te paren.
Walvisolie
De walvis in zowel In het hart van de zee als Moby-Dick is een charismatisch beest; hij lijkt te staan voor veel hedendaagse thema’s – kapitalisme, religie, kolonialisme, moraal, ecologie, racisme. De walvis is, net als de kanarie in de mijn, ook een ecologische barometer. In onze jacht op en heerschappij over de natuur leggen we onze eigen gebreken en kwetsbaarheid bloot.
Op zoek naar walvisolie doorkruisten deze ongelukkige zeelieden het onuitsprekelijke taboe van het kannibalisme (ironisch genoeg stemden ze, eenmaal op drift, tegen om te proberen westwaarts te gaan naar de dichtstbijzijnde eilanden, de Markiezen, vanwege geruchten over kannibalistische inwoners). En terwijl de brave Quakers van Nantucket streden voor de afschaffing van de slavernij, bleven zij ook streven naar de nobele domesticatie van de wilden die zij op walvisreizen tegenkwamen. Ze plaatsten missionarissen bij kannibalen en vroegen hen om het vlees van een nieuwe god te “eten” en het “bloed” te drinken.
De walvissen die de mannen van Nantucket op zee op brute wijze oogstten, waren een van de eerste handelsgoederen op aarde. Hun olie verlichtte en smeerde de industriële revolutie en genereerde enorme fortuinen. De jacht op deze dieren voor brandstof mag vandaag archaïsch lijken, maar het was de historische versie van steenkool of gas, cruciaal voor de wereldeconomie. Tegen het einde van de film zegt de oude Thomas Nickerson: “Ik heb gehoord dat iemand olie heeft gevonden door in de grond te boren. Wie had dat gedacht!”
Onze jacht op de hoogst intelligente walvis, een schepsel dat al 60 miljoen jaar in de oceaan rondzwemt en dat wij bijna tot uitsterven hebben vervolgd, zegt veel over onze eigen soort. We moeten dit onthouden wanneer we onze voorliefde voor fossiele brandstoffen overwegen.