Images

Description

De aangezichtsslagader (uitwendige bovenkaakslagader) ontspringt in de halsslagaderdriehoek iets boven de linguale slagader en, beschut door de ramus van de onderkaak, gaat zij schuin omhoog onder de Digastricus en de Stylohyoideus, waarover zij zich buigt om in een groef aan de achterzijde van de submaxillaire klier te komen. Vervolgens buigt zij omhoog over het onderkaaklichaam bij de voorste hoek van de kauwspier; zij gaat voorwaarts en omhoog over de wang naar de mondhoek, stijgt dan op langs de zijkant van de neus en eindigt bij de mediale commissuur van het oog, onder de naam van de hoekslagader. Dit vat, zowel in de hals als in het gezicht, is opmerkelijk bochtig: in de eerste situatie, om zich aan te passen aan de bewegingen van de keelholte tijdens het slikken; en in de tweede, aan de bewegingen van de onderkaak, lippen en wangen.

Deze definitie bevat tekst uit een publiek domein editie van Gray’s Anatomy (20e U.S. editie van Gray’s Anatomy of the Human Body, gepubliceerd in 1918 – van http://www.bartleby.com/107/).

Anatomische hiërarchie

Algemene anatomie > Hart- en vaatstelsel > Slagaders > Aorta > Aortaboog > Gewone halsslagader > Externe halsslagader > Gezichtsslagader

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.