Friesland is in de loop der tijden ingrijpend veranderd, zowel door overstromingen als door een verandering van identiteit. Het maakt deel uit van het zogenaamde Nordwestblock, een hypothetische historische regio die door taal en cultuur met elkaar verbonden is.
Romeinse tijdEdit
De mensen, die later bekend zouden worden als Frisii, begonnen zich in Frisia te vestigen in de 6e eeuw voor Christus. Volgens Plinius de Oudere woonden de Friezen (of beter gezegd hun naaste buren, de Chauci) in de Romeinse tijd op terpen, door mensen gemaakte heuvels. Volgens andere bronnen leefden de Friezen langs een bredere kuststrook van de Noordzee (of “Friese Zee”).
Frisia omvatte in die tijd de huidige provincies Friesland en delen van Noord-Holland en Utrecht.
Vroege MiddeleeuwenEdit
De aanwezigheid van de Friezen tijdens de Vroege Middeleeuwen is gedocumenteerd van Noordwest-Vlaanderen tot aan de monding van de rivier de Weser. Volgens archeologisch bewijsmateriaal waren deze Friezen niet de Friezen uit de Romeinse tijd, maar de afstammelingen van Angelsaksische immigranten uit de Duitse Bocht, die tijdens de Grote Migratie arriveerden. Tegen de 8e eeuw begonnen etnische Friezen ook de kustgebieden ten noorden van de rivier de Eider te koloniseren onder Deense heerschappij. De ontluikende Friese talen werden langs de hele zuidelijke Noordzeekust gesproken. Tegenwoordig wordt de hele regio soms aangeduid als Groot Frisia of Frisia Magna.
Verre schrijvers schijnen weinig onderscheid gemaakt te hebben tussen Friezen en Saksen. De Byzantijnse Procopius beschreef drie volken die in Groot-Brittannië leefden: Angelen, Friezen en Britten, en de Deense auteur van Knútsdrápa die de 11e-eeuwse Canute de Grote vierde, gebruikte “Friezen” als synoniem van “Engelsen”. De historicus en socioloog George Homans heeft een pleidooi gehouden voor de Friese culturele overheersing in East Anglia sinds de 5e eeuw, door te wijzen op de verschillende regelingen voor landbezit in karucaten (deze vormden dorpen die in leets werden samengevoegd), patronen van deelbaar erfdeel van gemeenschappelijke gronden die in handen waren van verwanten, verzet tegen manorialisme en andere sociale instellingen. Sommige Oost Anglische bronnen noemden de bewoners van het vasteland Warnii, in plaats van Friezen.
In de 7e en 8e eeuw vermeldden Frankische chronologieën de noordelijke Lage Landen als het koninkrijk van de Friezen. Volgens middeleeuwse legenden omvatte dit koninkrijk de kustprovincies van Nederland, van de Schelde tot de Weser en verder naar het oosten. Archeologisch onderzoek bevestigt dit idee niet, aangezien de kleine koninkrijkjes vrij klein en van korte duur schijnen te zijn geweest.
De vroegste Friese documenten noemen vier sociale klassen, de ethelings (nobiles in Latijnse documenten) en frilings, die samen de “Vrije Friezen” vormden die naar het hof konden stappen, en de laten of liten met de slaven, die tijdens de Vroege Middeleeuwen in de laten werden opgenomen, omdat de slavernij niet zozeer formeel werd afgeschaft, als wel verdampt. De laten waren pachters van land dat zij niet bezaten en konden daaraan gebonden zijn zoals lijfeigenen, maar in latere tijden konden zij hun vrijheid kopen.(p202)
De basiseenheid van grondbezit voor de heffing van belastingen en militaire bijdragen was – volgens Homans – de ploegg (vgl. “ploeg”) of teen (vgl. tiende, vgl. “honderd”), die echter ook onder andere plaatselijke namen doorging. De tiener moest tien man leveren voor de heer, of het leger. Ploegg of tiener vormden een eenheid waarvan de leden collectief verantwoordelijk waren voor de prestaties van een van de mannen. De ploegg of Oost-Friese rott was een compact bedrijf dat voortkwam uit één geslacht of verwantschap, waarvan de mannen in vroege tijden onder hun chef ten strijde trokken, en dat in de middeleeuwen veranderde in een vereniging van buren in plaats van verwanten. Verscheidene, vaak drie ploeggs werden gegroepeerd in een burar, waarvan de leden het gebruik van weidegronden (maar geen grondbewerking) die de ploeggs gemeenschappelijk hadden, controleerden en beoordeelden, en ook belast werden met wegen, sloten en dijken. Twaalf ploeggs vormden een “lange” honderd, verantwoordelijk voor het leveren van honderd gewapende mannen, waarvan er vier een go maakten (vgl. Gau). De ideeën van Homans, die grotendeels gebaseerd waren op studies die nu als verouderd worden beschouwd, hebben geen navolging gekregen van Continentale geleerden.
Het 7e-eeuwse Friese rijk (650-734) onder de koningen Aldegisel en Redbad, had zijn machtscentrum in de stad Utrecht. Het oude gewoonterecht werd aan het eind van de achtste eeuw opgesteld als de Lex Frisionum. Het einde ervan kwam in 734 bij de Slag bij de Boarn, toen de Friezen werden verslagen door de Franken, die vervolgens het westelijke deel tot aan de Lauwers veroverden. Frankische troepen veroverden het gebied ten oosten van de Lauwers in 785, nadat Karel de Grote de Saksische leider Widukind had verslagen. De Karolingers plaatsten Frisia onder de heerschappij van grewan, een titel die losjes verwant is aan graaf in zijn vroege betekenis van “gouverneur” in plaats van “feodale opperheer”.(p205)
In de 7e tot 10e eeuw speelden Friese kooplieden en schippers een belangrijke rol in de internationale luxehandel, en vestigden handelsdistricten in verre steden als Sigtuna, Hedeby, Ribe, York, Londen, Duisburg, Keulen, Mainz, en Worms.
De Friese kustgebieden werden gedeeltelijk bezet door Deense Vikingen in de jaren 840, totdat deze tussen 885 en 920 werden verdreven. Recentelijk is gesuggereerd dat de Vikingen Frisia niet veroverden, maar zich vreedzaam vestigden in bepaalde districten (zoals de eilanden Walcheren en Wieringen), waar zij eenvoudige forten bouwden en samenwerkten en handel dreven met de inheemse Friezen. Een van hun leiders was Rorik van Dorestad.
Upstalsboom LigaEdit
In de 12e eeuw richtten Friese edellieden en de stad Groningen de Upstalsboom Liga op onder het motto ‘Friese vrijheid’ om feodaliserende tendensen tegen te gaan. De liga bestond uit het huidige Friesland, Groningen, Oost-Friesland, Harlingerland, Jever en Rüstringen. De Friese districten in West-Friesland ten westen van de Zuiderzee deden niet mee, evenmin als de districten ten noorden van de Eiderivier langs de Deense Noordzeekust (Sleeswijk-Holstein). De eerste waren in 1289 bezet door de graaf van Holland, de laatste werden bestuurd door de hertog van Sleeswijk en de koning van Denemarken. Hetzelfde geldt voor het district Land Wursten ten oosten van de rivier de Weser. Het Upstalsboomverbond werd in het begin van de 14e eeuw nieuw leven ingeblazen, maar het stortte na 1337 in. Tegen die tijd nam de niet-Friese stad Groningen de leiding van de onafhankelijke kustdistricten op zich.
15e eeuwEdit
In de 15e eeuw ging het Friese republicanisme ten onder. In Oost-Friesland slaagde een vooraanstaand edelman uit de Cirksena-familie erin zijn concurrenten te verslaan met de hulp van de Hanze. In 1464 verwierf hij de titel van graaf van Oost-Friesland. De koning van Denemarken was succesvol in het onderwerpen van de kustdistricten ten noorden van de rivier de Eider. De Nederlandse provincies Friesland en Groningen bleven onafhankelijk tot 1498. Tegen die tijd was Friesland veroverd door hertog Albert van Saksen-Meissen. De stad Groningen, die het omliggende platteland was gaan domineren, gaf zich in 1506 over aan graaf Edzard van Oost-Friesland. De stad droeg haar resterende privileges in 1536 over aan het Habsburgse Rijk. Het district Butjadingen (het vroegere Rüstringen) werd in 1514 door de graaf van Oldenburg bezet, het Land Wursten in 1525 door de prins-bisschop van Bremen.
Moderne tijdEdit
In het begin van de 16e eeuw daagde de piraat Pier Gerlofs Donia (Grutte Pier) het Saksische gezag in Friesland uit tijdens een langdurige guerrillaoorlog, gesteund door de hertog van Gelders. Hij boekte verschillende successen en werd gevreesd door de Hollandic autoriteiten, maar hij stierf als boer in 1520. Volgens de legende was hij zeven voet lang. In 1985 werd in Kimswert een standbeeld van Grutte Pier opgericht door Anne Woudwijk.
In de jaren 1560 sloten veel Friezen zich aan bij de opstand onder leiding van Willem van Oranje tegen de Habsburgse monarchie. In 1577 werd de provincie Friesland onderdeel van de ontluikende Nederlandse Republiek, toen haar vertegenwoordigers de Unie van Utrecht ondertekenden. De stad Groningen werd in 1594 door de Nederlanders veroverd. Sindsdien werd het lidmaatschap van de Nederlandse Republiek gezien als een garantie voor het behoud van de burgerlijke vrijheden. De feitelijke macht werd echter overgenomen door de landeigenaren. Protesten tegen het aristocratische bewind leidden in de jaren 1780 tot een democratische beweging.