De vlakte strekt zich uit van de Pyreneeën en de Franse kust van de Golf van Biskaje in het westen tot het Russische Oeralgebergte in het oosten. De kusten ervan worden in het westen en noordwesten omspoeld door de wateren van het Atlantische bekken, in het noordoosten door het Arctische bekken en in het zuidoosten door het Middellandse-Zeebekken, met inbegrip van de Zwarte Zee. Ten zuiden van de Middeneuropese Laagvlakte strekken zich de centrale hoogvlakten en plateaus van Europa uit, die zich uitstrekken tot de toppen van de Alpen, de Karpaten en het Balkangebergte. In het noordwesten liggen aan de overkant van het Kanaal de Britse eilanden en hun laagvlakten, terwijl over een aantal zeestraten ten noorden van het schiereiland Jutland het Midden-Zweedse laagland in het Scandinavisch schiereiland ligt, dat deel uitmaakt van de ecoregio Fennoscandia.
Het grootste deel van de vlakte ligt in het gematigde loofbos en gemengd bos, terwijl het verre oostelijke deel ervan zich uitstrekt tot de steppe van de ecoregio Euraziatische steppe.
Naast de Grote Europese Laagvlakte zijn er nog andere, kleinere Europese vlakten, zoals het Pannonisch Bekken of de Midden-Donauvlakte, die in Midden-Europa ligt, de Padanavlakte die in de vallei van de Po ligt, de Thracische Laagvlakte met de Maritsa, en laagvlakten van de Britse eilanden.
De Grote Europese Laagvlakte wordt onderverdeeld in de Noord-Europese Laagvlakte (Midden-/Midden-Europese Laagvlakte) en de Oost-Europese Laagvlakte. De onderverdeling is eerder historisch dan geomorfologisch: het Russische deel van de Oosteuropese Laagvlakte wordt ook wel de Russische Laagvlakte genoemd, die bijna geheel (Europees Rusland) beslaat.
In West-Europa is de vlakte relatief smal (meestal binnen 200 mijl of 320 kilometer breed) in het noordelijk deel van Europa, maar ze verbreedt zich aanzienlijk naar het oostelijk deel in West-Rusland.