Het idee voor de afdeling ontstond met het stadshandvest van 1851. In 1856 bestond de afdeling uit een hoofdcommissaris en drie patrouilleurs. Aan het eind van de jaren 1880 was de afdeling uitgegroeid tot 25 agenten. Deze agenten liepen voornamelijk de ronde, maar sommigen gebruikten fietsen om te patrouilleren, en het korps onderhield ook een door paarden getrokken wagen, voornamelijk gebruikt voor het vervoer van gevangenen.
Tijdens het begin van de jaren 1900 ging het departement over op modernere vervoersmethoden en begon motorfietsen te gebruiken voor de stadspatrouille. Op 7 juni 1910, begon de eerste motoragent met patrouilleren in de stad. Vanaf 2016 patrouilleren acht motoragenten in de straten. Tegen het midden van de jaren 1920, werden auto’s geïntroduceerd als een nieuwe methode van patrouilleren voor officieren. Nieuwe normen van de FBI moedigden steden aan om een verhouding van twee agenten per 1.000 inwoners te hebben. Het politiebureau van Erie trachtte aan deze norm te voldoen door zijn personeelsbestand tegen 1941 uit te breiden tot 136 agenten, waardoor de behoefte aan patrouille-eenheden ontstond. Deze eenheden bestonden uit auto patrouille, motor patrouille, verkeershandhaving, en te voet patrouille.
De jaren 1960 zagen de oprichting van de Erie Policy Academy, die zou vereisen dat kandidaten een aantal trainingsklassen en oefeningen bij te wonen. Toen de technologie in de jaren 1970 en 1980 de boventoon voerde, begon het departement over te schakelen op een elektronisch registratiesysteem, en in 1985 implementeerde het zijn eerste computersysteem, PIDAS. Federale subsidies stelden de afdeling in staat om ook desktopcomputers en dicteerapparatuur toe te voegen aan de kantoorruimten binnen de afdeling.
De afdeling heeft momenteel een personeelsbestand van 173 politieagenten, en een sterk outreach-programma binnen de gemeenschap.