Kerngrootte en -dichtheid
Verschillende soorten verstrooiingsexperimenten suggereren dat kernen ruwweg bolvormig zijn en in wezen dezelfde dichtheid lijken te hebben. De gegevens worden samengevat in de uitdrukking die het Fermi-model wordt genoemd:
waarbij r de straal is van de kern met massagetal A. De aanname van een constante dichtheid leidt tot een kerndichtheid
|
De meest definitieve informatie over kerngrootten is afkomstig van elektronenverstrooiing. De vergelijking van berekende en experimentele stralen voor kernen is zeer gevoelig voor het precieze begin van de overlap tussen het probe-deeltje en de kernmaterie. Deze vergelijkingen hebben duidelijk gemaakt dat er een “staart” is waar de dichtheid van de kernmaterie afneemt in de richting van nul. De kern is geen harde bol. Krane merkt op dat het bewijsmateriaal wijst op een massaradius en een ladingsradius die met elkaar overeenstemmen binnen ongeveer 0,1 fermi. Aangezien zware kernen ongeveer 50% meer neutronen dan protonen hebben, zou men een massastraal kunnen verwachten die groter is dan de ladingstraal. Men kan zich voorstellen dat de protonen naar buiten worden geduwd door de afstoting van het proton en dat de neutronen naar binnen worden getrokken door de aantrekkingskracht van het neutron-proton, zodat het waargenomen resultaat overeenkomt met wat men zou verwachten met een dergelijk model.
Schaalmodel van atoomkern | Implicaties over de sterke kracht |