Om de posterieure hypofysefunctie te testen is het belangrijk om de corticotrofe functie te beoordelen en te vervangen voordat de posterieure hypofysehormoonproductie wordt beoordeeld, omdat ACTH-deficiëntie leidt tot een verminderde GFR en het onvermogen om een waterbelasting uit te scheiden, waardoor diabetes insipidus kan worden gemaskeerd.
Met diabetes insipidus is de urineproductie gewoonlijk >3 l per dag. Andere oorzaken van osmotische diurese moeten worden uitgesloten.
De vochtdeprivatietest beoordeelt het vermogen van de nieren om de urine te concentreren onder invloed van ADH. Soms is verder onderzoek nodig, vooral wanneer de aandoening slechts gedeeltelijk aanwezig is.
De patiënt krijgt ’s nachts vocht toegediend. De patiënt krijgt gedurende 8 uur geen vocht toegediend of totdat 5% van de lichaamsmassa verloren is gegaan. De patiënt moet elk uur worden gewogen. De plasma-osmolaliteit wordt om het uur gemeten en het urinevolume en de osmolaliteit om de 2 uur. Na 8 uur krijgt de patiënt 2 mcg intramusculair desmopressine en worden de urine en de plasma-osmolaliteit gedurende de volgende 4 uur gecontroleerd.
Als de serum osmolaliteit stijgt tot >305 mmol/kg heeft de patiënt diabetes insipidus en wordt de test gestopt.
Met craniale DI blijft de urine osmolaliteit onder de 300 osmols/kg en stijgt tot >800 na desmopressine. Bij nefrogenetische diabetes insipidus is de osmolaliteit van de urine <300 zowel voor als na desmopressine.