Shu was de Egyptische God van de Lucht. De naam Shu betekent “Hij die opstijgt”. ‘Shu’ was de wortel van woorden als ‘droog’, ‘leeg’, ‘zonlicht’ en ‘verdord’. Shu staat ook bekend als de god van de atmosfeer en van de droge winden. Hij wordt beschouwd als de god van de ruimte en het licht tussen de hemel en zij heeft ook macht over slangen.
Zijn verschijning afgebeeld als een man die een hoofdtooi met veren draagt en in de ene hand een scepter en in de andere de ankh vasthoudt. Soms werd hij afgebeeld als staande man met opgeheven armen, meestal zijn dochter Nut vasthoudend en staande boven zijn zoon Geb. Soms werd hij ook afgebeeld als een volle leeuwin.
Shu was de zoon van Ra, de scheppergod. Hij was de echtgenoot en broer van Tefnut, de godin van het vocht. Hij was ook de vader van Geb en Nut de God van de Aarde en Godin van de Hemel. Er waren veel mythen over hoe Shu en Tefnut werden geschapen.
Als de God van de koele lucht scheidt hij de aarde van de hemel, waar hij de figuur van Nut omhoog hielp, zodat de aarde en de hemel werden gescheiden. Hij is ook de schepper van de wind. De Egyptenaren geloofden dat er zonder Shu geen ruimte zou zijn om het leven te scheppen dat zij overal om zich heen zagen.
Shu en Tefnut zouden ook slechts twee helften van één ziel zijn, misschien wel het vroegst opgetekende voorbeeld van “zielsverwanten”.