Baumrind werd geboren in een Joodse gemeenschap in New York City, als eerste van twee dochters van Hyman en Mollie Blumberg. Zij voltooide haar B.A. in Psychologie en Filosofie aan het Hunter College in 1948, en haar M.A. en Ph.D. in Psychologie aan de University of California, Berkeley. Haar proefschrift was getiteld “Some personality and situational determinants of behavior in a discussion group”.
Na haar promotie was zij werkzaam als stafpsychologe in het Cowell Memorial Hospital in Berkeley. Ze was ook directeur van twee U.S. Public Health Service projecten en adviseur bij een project van de staat Californië. Van 1958-1960 had zij ook een privé-praktijk in Berkeley.
Zij was ontwikkelingspsychologe aan het Institute of Human Development, University of California, Berkeley. Ze was bekend om haar onderzoek naar opvoedingsstijlen en om haar kritiek op misleiding in psychologisch onderzoek, met name het controversiële experiment van Stanley Milgram.
Baumrind definieerde drie opvoedingsstijlen:
- Autoritair: de autoritaire opvoedingsstijl wordt gekenmerkt door een hoge veeleisendheid met een lage responsiviteit. De autoritaire ouder is onbuigzaam, hard en veeleisend. Mishandelende ouders vallen meestal in deze categorie (hoewel Baumrind voorzichtig is om te benadrukken dat niet alle autoritaire ouders mishandelend zijn).
- Toegeeflijk: deze opvoedingsstijl wordt gekenmerkt door een lage veeleisendheid met een hoge responsiviteit. De permissieve ouder reageert overdreven op de eisen van het kind, en dwingt zelden consequente regels af. Het “verwende” kind heeft vaak permissieve ouders.
- Gezaghebbend: deze opvoedingsstijl wordt gekenmerkt door een hoge veeleisendheid met een enorme ontvankelijkheid. De autoritatieve ouder is streng maar niet rigide, bereid om een uitzondering te maken als de situatie dat rechtvaardigt. De gezaghebbende ouder is ontvankelijk voor de behoeften van het kind maar niet toegeeflijk. Baumrind maakt duidelijk dat zij de voorkeur geeft aan de autoritatieve stijl.
Baumrind bestudeerde de effecten van lijfstraffen op kinderen, en concludeerde dat het onwaarschijnlijk is dat licht billenkoek, in de context van een autoritatieve (niet autoritaire) opvoedingsstijl, een significant nadelig effect heeft, als men zorgvuldig controleert voor andere variabelen zoals sociaal-economische status. Zij merkte op dat eerdere studies die een verband aantoonden tussen lijfstraffen en slechte resultaten, geen controle hadden voor variabelen zoals sociaal-economische status. Gezinnen met een laag inkomen passen vaker lijfstraffen toe in vergelijking met welgestelde gezinnen. Kinderen uit buurten met een laag inkomen plegen vaker geweldsdelicten dan kinderen uit welvarende buurten. Maar Baumrind was van mening dat wanneer de juiste controles worden uitgevoerd voor gezinsinkomen en andere onafhankelijke variabelen, milde lijfstraffen op zich de kans op slechte resultaten niet vergroten. Deze bewering heeft op haar beurt weer kritiek en tegenargumenten uitgelokt van andere onderzoekers, bijvoorbeeld in dezelfde publicatie: Schadelijk of niet, er is nog steeds geen consistent bewijs voor gunstige effecten.
Zij werd in haar studies beïnvloed door Theodor Adorno, Else Frenkel-Brunswik, Daniel J. Levinson, Nevit Sanford, Egon Brunswik, David Krech, Richard S. Crutchfield
Baumrind overleed in september 2018 na een auto-ongeluk.