Eerder deze week werd een toekomstige koning van het Verenigd Koninkrijk en andere Commonwealth-rijken geboren. Het is een vreemd gevoel burger van een land te zijn en een foto te kunnen zien van het toekomstige staatshoofd van je land als zuigeling. Maar als men nadenkt over de invloed van de Britse monarchie op de politiek, is de aanblik van een toekomstige koning niet deprimerender dan de aanblik van de aanstaande kandidaten voor 2016.
Het idee van een monarchie is begrijpelijkerwijs afschuwelijk voor veel Amerikanen. Het beleid van koning George III van het Huis van Hannover was de bron van de klachten die in de Onafhankelijkheidsverklaring werden geschetst, en zijn onverzettelijkheid leidde tot de Revolutionaire Oorlog. Maar het is ook waar dat een constitutionele monarchie een betere controle op de politieke macht kan bieden dan een constitutionele democratie. Voordat je me beschuldigt van anti-Amerikaans, ouderwets, of een soort rode jas indringer, laat het me uitleggen.
Na het winnen van de Revolutionaire Oorlog creëerden de Founding Fathers een regeringssysteem gebaseerd op de principes van beperkt bestuur. Hun beste bedoelingen daargelaten, zijn de V.S. niet beter dan de despoot waartegen zij vochten als het gaat om geërfde macht, nepotisme, misbruik van politieke macht, of extravagante traditie.
Hoewel het aanvankelijk misschien lijkt dat de mannen en vrouwen die zitting hebben in het Lagerhuis en Hogerhuis fungeren als controle op de macht van de Britse monarchie, is de realiteit dat de Britse monarch in feite meer controle uitoefent op de gekozen en niet-gekozen wetgevers van het Verenigd Koninkrijk. In de laatste honderd jaar hebben vele Europese naties fascisme, communisme en militaire dictaturen gekend. Landen met constitutionele monarchieën zijn er echter voor het grootste deel in geslaagd extreme politiek te vermijden, deels omdat monarchieën een controle vormen op de wil van populistische politici. Europese monarchieën – zoals de Deense, Belgische, Zweedse, Nederlandse, Noorse en Britse – hebben landen bestuurd die tot de meest stabiele, welvarende en vrije landen ter wereld behoren. Constitutionele monarchieën maken het moeilijk om dramatische politieke veranderingen door te voeren, vaak door tradities en gewoonten te vertegenwoordigen die politici niet kunnen vervangen en die weinig burgers omver willen werpen.
Er kan nog iets anders worden gezegd ten gunste van een constitutionele monarchie, namelijk dat het staatshoofd geen politieke figuur hoeft te zijn. Of het nu een Democraat of Republikein is, de Amerikaanse president vertegenwoordigt het land als staatshoofd, wat betekent dat de Amerikaanse cultuur, tradities of belangen helaas nooit worden vertegenwoordigd door iemand anders dan een politicus. De Britse belangen worden al tientallen jaren behartigd door dezelfde persoon die de niet-politieke gewoonten en tradities van het V.K. belichaamt. In de V.S. kan Amerika om de vier jaar worden vertegenwoordigd door iemand die een ander gevoel heeft voor wat het betekent een Amerikaan te zijn dan degene die eerder in het Witte Huis woonde.
Hoewel de V.S. geen monarchie zijn, heeft haar politieke cultuur een niveau van nepotisme dat de Britse monarchie te schande maakt. De Bushes, Kennedy’s, en Clintons hebben allemaal familiebanden uitgebuit voor persoonlijk en politiek gewin en hebben zich gevestigd als de-facto aristocratie in de Verenigde Staten. Deze Amerikaanse aristocraten hebben veel gemeen met de Britse koninklijke familie, vooral omdat zij misschien niet de rijkste mensen van het land zijn, maar het zeker niet erg vinden om een familiemerk op te bouwen, compleet met landhuizen, excentriciteit, roem en mythologie. Als je je zorgen maakt over de oneerlijkheid van het erfelijkheidsvoorrecht, is het moeilijk in te zien hoe een constitutionele republiek te verkiezen is boven een constitutionele monarchie.
Hoewel hun positie niet wordt toegekend op grond van hun geboorte, genieten de Amerikaanse presidenten enkele levensstijlvoordelen die vergelijkbaar zijn, zo niet superieur, aan de voordelen die de Britse koninklijke familie geniet. Het Witte Huis is een herenhuis dat op een paleis lijkt, maar de Britse premier, de machtigste politicus in het Verenigd Koninkrijk en de tegenhanger van de Amerikaanse president, woont in het relatief bescheiden Downing Street 10, een aangrenzend kantoor- en woongedeelte dat niet de absurde voorzieningen heeft die de president in het Witte Huis geniet, zoals een bowlingbaan, een zwembad, een tennisbaan en een bioscoop. Noch de koningin, noch haar eerste minister krijgen een beveiliging die ook maar in de buurt komt van de omvang van de Amerikaanse geheime dienst.
Wat ook de argumenten tegen geërfde macht mogen zijn, het lijkt erop dat de Amerikanen er bij gebrek aan een monarchie in geslaagd zijn een soort Amerikaans koningschap te ontwikkelen en te koesteren. Vaak lijkt het erop dat het enige verschil tussen de staatshoofden in de V.S. en in het V.K. is dat de vorstelijke machtsoverdracht in de V.S. gepland is, in tegenstelling tot in het V.K. waar de dood of de troonsafstand van de monarch een machtsoverdracht inluidt.
Ik geef toe dat ik veel dingen niet leuk vind aan de Britse monarchie, een instelling waaraan ik alle trouw heb ontzegd toen ik Amerikaans staatsburger werd. De pracht en praal is irritant, en de schijnbaar blinde naleving van traditie die veel Britse royalisten aan de dag leggen, is soms verontrustend cultusachtig. In feite zou ik mijzelf niet als royalist beschouwen en zou ik er voorstander van zijn dat het V.K. enkele vrij belangrijke constitutionele hervormingen ondergaat waardoor de rol van het staatshoofd zou veranderen. Ondanks zijn gebreken blijft het een feit dat een ongekozen staatshoofd een controle op de politieke macht biedt die politici relatief nederig houdt, iets wat de oprichtingsdocumenten van Amerika, enkele van de meest briljante stukken politieke theorie in de geschiedenis, niet hebben kunnen bereiken.
Hoewel het begrijpelijk is dat de Founding Fathers zouden hebben willen voorkomen dat erfelijke macht in hun nieuwe regeringssysteem zou worden ingebouwd, lijkt het erop dat moderne Amerikanen niet bepaald tegen het idee gekant zijn. Zouden Madison en zijn collega’s anders hebben gehandeld als ze een glimp hadden kunnen opvangen van het afschuwelijke vorstelijke schouwspel dat het Amerikaanse presidentschap zou worden?