Elk woord dat we gebruiken, behoort tot een van de acht woordgroepen of spraakdeeltjes.

Wauw! Heb je dat gehoord? Denk daar maar eens een minuutje over na. We gebruiken duizenden woorden, en ze kunnen allemaal worden onderverdeeld in slechts acht groepen!

Je leert hieronder over alle acht woordgroepen, en je verandert in een grammatica-goeroe. Al het andere dat met grammatica te maken heeft, bouwt voort op deze informatie, dus neem het allemaal in je op!

De 8 delen van de spraak

1. Wat is een zelfstandig naamwoord?

Zelfstandige naamwoorden benoemen mensen, plaatsen, dingen of ideeën. Er zijn veel verschillende soorten zelfstandige naamwoorden.

Hier zijn er een paar: eigennamen, gewone zelfstandige naamwoorden, collectieve zelfstandige naamwoorden, bezittelijke zelfstandige naamwoorden en samengestelde zelfstandige naamwoorden.

Een pauw liep door onze tuin.

De hond huilde.

2. Wat is een voornaamwoord?

Pronomen nemen de plaats in van zelfstandige naamwoorden. Er zijn veel verschillende soorten voornaamwoorden.

Hiervan zijn er een paar: wederkerende voornaamwoorden, onbepaalde voornaamwoorden, bezittelijke voornaamwoorden, en betrekkelijke voornaamwoorden.

We liepen over de brug.

De baby werd er wakker van.

3. Wat is een werkwoord?

Werkwoorden geven handelingen of toestanden van zijn aan. Verbindende werkwoorden, actiewerkwoorden en helpende werkwoorden worden beschreven op de pagina hierboven.

Modale werkwoorden worden hier beschreven, en u kunt hier nog meer leren over actiewerkwoorden en koppelwerkwoorden.

De shuttle vloog de ruimte in.

De liefhebbende moeder troostte de baby.

4. Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Bijvoeglijke naamwoorden beschrijven, of wijzigen, zelfstandige naamwoorden en voornaamwoorden.

De wijze, knappe uil had oranje ogen.

De zorgzame vader wiegde de baby.

5. Wat is een bijwoord?

Bijwoorden wijzigen werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en andere bijwoorden.

De uiterst schattige koala omhelsde zijn moeder zeer stevig.

De hond huilde luid.

6. Wat is een voorzetsel?

Zetsels geven het verband aan tussen een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord en een ander woord in de rest van de zin.

De kikker zat in de bloem.

De baby huilde lang.

7. Wat is een voegwoord?

Conjuncties verbinden twee of meer woorden, zinsdelen of bijzinnen

De kolibrie zat en wachtte.

De baby staarde naar zijn vader en moeder.

8. Wat is een tussenwerpsel?

Bijwerpsels geven blijk van opwinding of emotie. Ze zijn grammaticaal niet verbonden met de rest van de zin.

Wauw! Die sprong was geweldig!

Phew, de baby is eindelijk in slaap gevallen.

Wacht! Nog één supercool ding

Wil je iets horen wat de meeste mensen niet weten? Als je dit begrijpt, ben je al een heel eind op weg, dus blijf bij me!

De meeste woorden kunnen functioneren als meerdere delen van spraak. Ze doen altijd maar één taak per zin, maar ze kunnen verschillende dingen doen in verschillende zinnen.

Mijn liefde voor grammatica inspireerde me tot het maken van deze website. (liefde = zelfstandig naamwoord)

Ik hou van je! (liefde = werkwoord)

Whew! Nu kan ik me ontspannen, wetende dat je deze belangrijke informatie over de delen van meningsuiting hebt geleerd.

Je vindt deze lessen misschien ook leuk

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.