Casimir Zeglen (Pools: Kazimierz Żegleń; geboren in 1869 nabij Tarnopol; overleden niet voor 1927) was een Pools ingenieur die een zijden kogelwerend vest uitvond. Op 18-jarige leeftijd trad hij toe tot de orde der opstandelingen in Lwów (het huidige Lviv, Oekraïne). In 1890 verhuisde hij naar de Verenigde Staten.
In 1893, na de moord op Carter Harrison Sr., de burgemeester van Chicago, werkte hij aan een verbeterd zijden kogelwerend vest. In 1897 werkte hij er samen met Jan Szczepanik aan. Het redde het leven van Alfonso XIII, de koning van Spanje – zijn koets was bedekt met Szczepanik’s kogelvrije pantser toen er een bom in de buurt ontplofte.
Hij was katholiek priester van de St. Stanislaus Kostka Roman Catholic Church in Chicago, toen de grootste Poolse kerk van het land, met 40.000 in de parochie. In zijn vroege twintiger jaren, begon hij te experimenteren met de stof, met behulp van staalkrullen, mos, en haar. Bij zijn onderzoek stuitte hij op het werk van Dr. George E. Goodfellow, die had geschreven over de kogelwerende eigenschappen van zijde.
Alle vroege experimenten leverden een onbuigzame stof op, die meer het karakter had van een maliënkolder. Na de moord op burgemeester Carter Harrison hernieuwde Zeglen zijn pogingen om een kogelwerend materiaal te vinden en besloot hij zijde te gebruiken. Halverwege de jaren dertig ontdekte hij tijdens een bezoek aan weverijen in Wenen (Oostenrijk) en Aken (Duitsland) een manier om de zijde te weven, zodat deze de kogel kon opvangen.
Een daar vervaardigd kogelwerend vest van 3,175 mm dik, bestaande uit vier lagen, kon de drager beschermen tegen de pistoolkogels met lage snelheid uit die tijd. Zeglen onderwierp zich zelf aan een test in Chicago. Hij trok een vest van dit materiaal aan en een expert schoot met een revolver op acht passen afstand op het vest, zonder dat één van de kogels Zeglen stoorde. Het gewicht van de stof was 1⁄2 lb (0,23 kg) per sq ft (0,093 m²).