Het gelijktijdig gebruik van buspirone met andere CNS-actieve geneesmiddelen dient met voorzichtigheid te worden benaderd.
Effect van andere geneesmiddelen op buspirone
Gelijktijdige toediening van MAO-remmers wordt afgeraden:
MAO-remmers: Gelijktijdige toediening van MAO-remmers (fenelzine en tranylcypromine) kan een verhoging van de bloeddruk veroorzaken. Gelijktijdige toediening van MAO-remmers en buspiron wordt daarom niet aanbevolen (zie rubriek 4.4).
Erytromycine: Gelijktijdige toediening van buspiron (10 mg als eenmalige dosis) en erytromycine (1,5 g eenmaal daags gedurende vier dagen) bij gezonde vrijwilligers verhoogde de plasmaconcentraties van buspiron (Cmax 5-voudig verhoogd en AUC 6-voudig). Indien buspiron en erytromycine in combinatie worden gebruikt, wordt een lage dosis buspiron aanbevolen (bijv. 2,5 mg tweemaal daags). Latere dosisaanpassingen van een van beide geneesmiddelen moeten worden gebaseerd op klinische respons.
Itraconazol: Gelijktijdige toediening van buspiron (10 mg als eenmalige dosis) en itraconazol (200 mg eenmaal daags gedurende vier dagen) bij gezonde vrijwilligers verhoogde de plasmaconcentraties van buspiron (Cmax 13-voudig verhoogd en AUC 19-voudig). Als buspiron en itraconazol in combinatie worden gebruikt, wordt een lage dosis buspiron aanbevolen (bijvoorbeeld 2,5 mg eenmaal daags). Latere dosisaanpassingen van een van beide geneesmiddelen moeten worden gebaseerd op klinische respons.
Gelijktijdigheid met voorzorgsmaatregelen bij gebruik:
Diltiazem: Gelijktijdige toediening van buspiron (10 mg als eenmalige dosis) en diltiazem (60 mg driemaal daags) bij gezonde vrijwilligers verhoogde de plasmaconcentraties van buspiron (Cmax 5,3-voudig verhoogd en AUC 4-voudig). Versterkte effecten en verhoogde toxiciteit van buspiron kunnen mogelijk zijn wanneer buspiron wordt toegediend met diltiazem. Latere dosisaanpassingen van een van beide geneesmiddelen moeten worden gebaseerd op klinische respons.
Verapamil: Gelijktijdige toediening van buspiron (10 mg als eenmalige dosis) en verapamil (80 mg driemaal daags) bij gezonde vrijwilligers verhoogde de plasmaconcentraties van buspiron (Cmax en AUC 3,4-voudig verhoogd). Versterkte effecten en verhoogde toxiciteit van buspiron kunnen mogelijk zijn wanneer buspiron wordt toegediend met verapamil. Latere dosisaanpassingen van beide geneesmiddelen dienen te worden gebaseerd op klinische respons.
Rifampicine: Rifampicine induceert het metabolisme van buspiron via CYP3A4. Daarom verminderde gelijktijdige toediening van buspiron (30 mg als eenmalige dosis) en rifampicine (600 mg eenmaal daags gedurende 5 dagen) bij gezonde vrijwilligers de plasmaconcentraties (Cmax daalde met 84 % en AUC daalde met 90 %) en het farmacodynamische effect van buspiron.
– Antidepressiva – het optreden van verhoogde bloeddruk bij patiënten die buspiron en monoamine-oxidaseremmers (fenelzine en tranylcypromine) krijgen, is gerapporteerd. Buspiron dient niet gelijktijdig met een MAO-remmer te worden gebruikt. Bij gezonde vrijwilligers werd geen interactie gezien met het tricyclische antidepressivum amitriptyline.
– Baclofen, lofexidine, nabilon, antihistaminica kunnen een eventueel sedatief effect versterken.
Associatie waarmee rekening moet worden gehouden:
SSRI: De combinatie van buspiron en selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI) werd getest in een aantal klinische onderzoeken bij meer dan 300.000 patiënten. Hoewel geen ernstige toxiciteiten werden waargenomen, waren er zeldzame gevallen van epileptische aanvallen bij patiënten die SSRI en buspiron gelijktijdig innamen.
Afzonderlijke gevallen van epileptische aanvallen bij patiënten die een combinatietherapie met buspiron en SSRI’s kregen toegediend, zijn gemeld bij regelmatig klinisch gebruik.
Buspiron dient met voorzichtigheid te worden gebruikt in combinatie met serotonerge geneesmiddelen (waaronder MAO-remmers, L-tryptofaan, triptanen, tramadol, linezolid, SSRI’s, lithium en sint-janskruid) omdat er geïsoleerde meldingen zijn van het optreden van het serotoninesyndroom bij patiënten die gelijktijdig SSRI-therapie kregen. Indien deze aandoening wordt vermoed, moet de behandeling met buspiron onmiddellijk worden gestaakt en moet een ondersteunende symptomatische behandeling worden gestart.
Proteïnebinding: In vitro kan buspiron minder stevig eiwitgebonden geneesmiddelen zoals digoxine verdringen. De klinische betekenis van deze eigenschap is onbekend.
Nefazodon: De gelijktijdige toediening van buspiron (2,5 of 5 mg tweemaal daags) en nefazodon (250 mg tweemaal daags) aan gezonde vrijwilligers resulteerde in duidelijke verhogingen van de plasma buspiron concentraties (verhogingen tot 20-voudige in Cmax en tot 50-voudige in AUC) en statistisch significante verlagingen (ongeveer 50%) van de plasma concentraties van buspiron metaboliet, 1-pyrimidinylpiperazine. Met tweemaal daagse doses van 5 mg buspiron werden lichte toenames in AUC waargenomen voor nefazodon (23%) en de metabolieten hydroxynefazodon (HO-NEF) (17%) en mCPP (9%). Lichte toenames in Cmax werden waargenomen voor nefazodon (8%) en zijn metaboliet HO-NEF (11%).
Het bijwerkingenprofiel voor proefpersonen die buspiron 2,5 mg tweemaal daags en nefazodon 250 mg tweemaal daags kregen, was vergelijkbaar met dat voor proefpersonen die een van beide geneesmiddelen alleen kregen. Proefpersonen die tweemaal daags buspiron 5 mg en tweemaal daags nefazodon 250 mg kregen, ervoeren bijwerkingen zoals licht gevoel in het hoofd, asthenie, duizeligheid en slaperigheid. Het wordt aanbevolen de dosis buspiron te verlagen wanneer deze samen met nefazodon wordt toegediend. Latere dosisaanpassingen van beide geneesmiddelen dienen te worden gebaseerd op klinische respons.
Grapefruitsap: Gelijktijdige toediening van buspiron 10 mg en grapefruitsap (dubbele sterkte 200 ml gedurende 2 dagen) bij gezonde vrijwilligers verhoogde de plasmaconcentraties van buspiron (Cmax 4,3-voudig verhoogd en AUC 9,2-voudig).
Andere remmers en induceerders van CYP3A4: In vitro studies hebben aangetoond dat buspiron wordt gemetaboliseerd door cytochroom P450 3A4 (CYP3A4). Bij toediening met een krachtige remmer van CYP3A4 dient een lage dosis buspiron, zoals 2,5 mg tweemaal daags, met voorzichtigheid te worden gebruikt. Bij gebruik in combinatie met een krachtige inducer van CYP3A4, bijv. fenobarbital, fenytoïne, carbamazepine, sint-janskruid, kan een aanpassing van de dosering van buspiron noodzakelijk zijn om het anxiolytische effect van buspiron te behouden.
Fluvoxamine: Bij kortdurende behandeling met fluvoxamine en buspiron worden verdubbelde buspiron plasmaconcentraties waargenomen in vergelijking met mono-therapie met buspiron.
Trazodon: Gelijktijdige toediening van trazodon liet bij sommige patiënten een 3-6-voudige stijging van ALT zien.
Cimetidine: Het gelijktijdig gebruik van buspiron en cimetidine heeft een lichte toename van de 1-(2-pyrimidinyl)-piperazine metaboliet van Buspiron aangetoond. Vanwege de hoge eiwitbinding van Buspiron (ongeveer 95%) is voorzichtigheid geboden wanneer geneesmiddelen met een hoge eiwitbinding gelijktijdig worden gegeven.
In vitro studies hebben aangetoond dat warfarine, digoxine, fenytoïne of propranolol niet uit plasma-eiwitten worden verdrongen door buspiron.
Baclofen, lofexidine, nabilone, antihistaminica kunnen een eventueel sedatief effect versterken.
Effect van buspiron op andere geneesmiddelen
Diazepam: Na toevoeging van buspiron aan het doseringsschema van diazepam werden geen statistisch significante verschillen in de steady-state farmacokinetische parameters (Cmax, AUC, en Cmin) waargenomen voor diazepam, maar stijgingen van ongeveer 15% werden waargenomen voor nordiazepam, en er werden geringe nadelige klinische effecten (duizeligheid, hoofdpijn, en misselijkheid) waargenomen.
Haloperidol: Gelijktijdige toediening van haloperidol en buspiron kan de serumspiegels van haloperidol verhogen.
Digoxine: Bij de mens is ongeveer 95% van buspiron gebonden aan plasma-eiwit. In vitro verdringt buspiron sterk gebonden geneesmiddelen (bijv. warfarine) niet van serumeiwitten. In vitro kan buspiron echter wel minder sterk eiwitgebonden geneesmiddelen zoals digoxine verdringen. De klinische betekenis van deze eigenschap is onbekend.
Er zijn meldingen van stijgingen in de protrombinetijd na toevoeging van buspiron aan een behandelingsschema dat warfarine bevat.