Grasbranden zijn een grote zorg voor brandweerlieden in het vroege voorjaar; ze lopen snel uit de hand en kunnen ernstige schade veroorzaken in landbouw- en bosgebieden. Bosbrandbestrijders raden mensen aan om geen grasvuur te stoken of puin te verbranden. Het verbranden van droog gras in velden of van tuinafval kan zich verspreiden naar nabijgelegen bossen.
Overweeg mogelijkheden om niet te verbranden. Veel stortplaatsen bieden speciale dagen aan waarop tuinafval gratis of tegen geringe kosten kan worden verwijderd. Over composteren zijn veel handleidingen en adviezen beschikbaar. Ter plaatse versnipperen kan een mogelijkheid zijn. Takken en ander afval kunnen worden opgestapeld als leefgebied voor wilde dieren, indien ze op een plaats liggen waar ze geen gevaar opleveren voor natuurbranden.
Het onzorgvuldig aansteken en onderhouden van kampvuren en roken is een ander belangrijk punt van zorg gedurende het brandseizoen.
Elk jaar branden ontelbare hectaren bos af door onvoorzichtigheid van de mens. Om branden in of bij bosgronden tijdens het bosbrandseizoen te helpen voorkomen, moeten de volgende stappen worden gevolgd:
- Controleer de plaatselijke voorschriften met betrekking tot vergunningsvereisten en “brandverbod”-restricties. Deze zijn verkrijgbaar bij uw gemeente, brandweer of departement van natuurlijke hulpbronnen. Het kan onder meer gaan om:
- Het verkrijgen van een brandvergunning voor het verbranden van gras, borstel, slash of ander puin in of binnen een voorgeschreven afstand van bosgrond;
- Een kampvuurvergunning en toestemming van de landeigenaar voor een open kampvuur, kookvuur of vreugdevuur in of nabij bosgrond;
- Een werkvergunning voor alle werkzaamheden in bosgrond waarbij twee of meer personen betrokken zijn.
- Verbrand alleen natuurlijke vegetatie of onbehandelde houtproducten.
- Verbrandingspalen zijn ten minste 50 voet van structuren en 500 voet van een bos slash.
- Verwijder het gebied rond de brandstapel van brandbaar puin.
- Breng brandbestrijdingsmateriaal bij de hand – een aangesloten waterslang of ten minste vijf liter water en een schop moeten in de buurt zijn.
- Niet branden als het te winderig is om te branden – als bomen wuiven, vlaggen uitslaan, of golven op open water verschijnen.
- Bereid je voor om het vuur te doven als het hinderlijk wordt.
- Blijf bij het vuur tot het helemaal uit is.
- Rook niet terwijl u zich van de ene plaats naar de andere begeeft in het bosgebied. Zorg ervoor dat uw peuk uit is – “dood uit!”
- Zaagmachines moeten een deugdelijke geluiddemper hebben en vergezeld gaan van een schop met ronde punt of een brandblusser.
- Auto’s, vrachtwagens en machines moeten deugdelijke uitlaatsystemen hebben wanneer ze in of bij bosgrond worden gebruikt. Uitlaatvonkenvangers zijn een vereiste op bepaalde machines.
- Kent u het plaatselijke alarmnummer als een brand oncontroleerbaar wordt.
terug naar begin van pagina