De Romeinse cijfers zijn een numeriek systeem dat is samengesteld uit zeven Latijnse letters. Ze zijn, in deze volgorde, van beneden naar boven: I, V, X, L, C, D en M.

Elk van deze symbolen staat voor een ander getal, in deze volgorde: één, vijf, tien, vijftig, honderd, vijfhonderd en duizend. Er is geen symbool om een nulhoeveelheid voor te stellen. Het is mogelijk andere getallen dan deze weer te geven door combinaties van letters, zoals XIII, MMMCCV en MCMXCIX. Een combinatie wordt gemaakt van kleinere groepen letters, elke groep in oplopende volgorde van rechts naar links. De gehele combinatie stelt een getal voor.

Wanneer er twee letters bij elkaar staan, die elk machten van tien waard zijn en de tweede letter tienmaal de eerste waard is, is de waarde van deze groep gelijk aan de tweede letter verminderd met de eerste letter. IX staat dus voor negen, XC voor negentig en CM voor negenhonderd. In het verlengde daarvan staat XCIX voor negenennegentig.

De getalswaarden van de symbolen I, X, C en M worden opgeteld als ze tot driemaal toe samen worden geschreven. Daarom staat het cijfer III voor drie en het cijfer MM voor tweeduizend.

Een macron vermenigvuldigt de waarde van een groep letters met duizend. Daarom staat IV voor vierduizend.

GebruiksaanwijzingenEdit

De Arabische cijfers zijn algemeen bekend en worden veel gebruikt in vele talen, waaronder het Engels.

Romeinse cijfers zijn in wezen bekend als hoofdletters: I, V, X, L, C, D en M. Het is echter mogelijk om kleine letters te gebruiken: i, v, x, l, c, d en m. Kleine Romeinse cijfers worden vaak gezien als paginanummers voor materiaal dat voorafgaat aan het begin van het hoofdgedeelte van een werk.

Zie ookEdit

  • Appendix:Latijnse kardinale cijfers

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.