Atlas

Bashan en omgeving

Kaarten gemaakt met Biblemapper 3.0
Aanvullende gegevens van OpenBible.info

Occurrences

Numeri 21:33 Zij keerden om en trokken op langs de weg van Bashan; en Og, de koning van Bashan, trok tegen hen uit, hij en zijn ganse volk, om te strijden bij Edrei.

Numeri 32:33 Mozes gaf hun, aan de kinderen van Gad, en aan de kinderen van Ruben, en aan de halfstam van Manasse, den zoon van Jozef, het koninkrijk van Sihon, den koning der Amorieten, en het koninkrijk van Og, den koning van Basjan, het land, naar de steden daarvan, met hun grenzen, ja, de steden van het omliggende land.

Deuteronomium 1:4, nadat hij Sihon, den koning der Amorieten, die in Hesbon woonde, en Og, den koning van Bashan, die in Ashtaroth woonde, bij Edrei geslagen had.

Deuteronomium 3:1 Toen keerden wij om, en gingen op den weg naar Basjan; en Og, de koning van Basjan, toog tegen ons uit, hij en zijn ganse volk, om te Edrei te strijden.

Deuteronomium 3:3 Alzo leverde Jahweh, onze God, ook Og, de koning van Basjan, en zijn ganse volk, in onze hand; en wij sloegen hem, totdat er niemand meer van hem overbleef.

Deuteronomium 3:4 Wij namen toen al zijn steden in; er was geen stad, die wij niet van hen innamen; zestig steden, de ganse landstreek van Argob, het koninkrijk van Og in Bashan.

Deuteronomium 3:10 al de steden der vlakte, en gans Gilead, en gans Bashan, tot Salecah en Edrei toe, steden van het koninkrijk van Og in Bashan.

Deuteronomium 3:11 (Want alleen Og, de koning van Bashan, bleef over van het overblijfsel der Rephaim; zie, zijn bedstede was een bedstede van ijzer; is het niet in Rabbah van de kinderen Ammon? Negen ellen was zijn lengte, en vier ellen zijn breedte, naar de el van een mens.)

Deuteronomium 3:13 En de rest van Gilead, en geheel Basjan, het koninkrijk van Og, gaf ik aan den halven stam van Manasse; de ganse landstreek van Argob, ja, geheel Basjan. (Hetzelfde wordt genoemd het land der Rephaim.

Deuteronomium 3:14 Jair, de zoon van Manasse, nam het ganse gebied van Argob, tot aan de landpale der Geshurieten en der Maacathieten, en noemde ze, zelfs Bashan, naar zijn eigen naam, Havvoth Jair, tot op dezen dag.)

Deuteronomium 4:43 namelijk, Bezer in de woestijn, in het vlakke land, voor de Rubenieten; en Ramoth in Gilead, voor de Gadieten; en Golan in Bashan, voor de Manassieten.

Deuteronomium 4:47 Zij namen zijn land in bezit, en het land van Og, den koning van Bashan, de twee koningen der Amorieten, die aan gene zijde der Jordaan waren, naar den opgang der zon;

Deuteronomium 29:7 Toen gij hier gekomen zijt, zijn Sihon, den koning van Hesbon, en Og, den koning van Basjan, tegen ons ten strijde getrokken, en wij hebben hen geslagen:

Deuteronomium 32:14 Boter van de kudde, en melk van de kudde, met vet van lammeren, rammen van het ras van Basjan, en geiten, met het fijnste van het koren. Van het bloed des druivens dronk gij wijn.

Deuteronomium 33:22 Van Dan zeide hij: “Dan is een leeuwenwelp, die uit Bashan springt.”

Joshua 9:10 en al wat hij gedaan heeft aan de twee koningen der Amorieten, die aan gene zijde der Jordaan waren, aan Sihon, koning van Heshbon, en aan Og, koning van Bashan, die bij Ashtaroth was.

Joshua 12:4 en de landpale van Og, den koning van Bashan, van het overblijfsel der Rephaim, die te Ashtaroth en te Edrei woonden,

Joshua 12:5 en regeerden op den berg Hermon, en te Salecah, en in geheel Bashan, tot aan de landpale der Geshurieten en der Maacathieten, en half Gilead, de landpale van Sihon, den koning van Heshbon.

Joshua 13:11 en Gilead, en de landpale der Geshurieten en der Maacathieten, en de ganse berg Hermon, en geheel Basjan tot Salecah;

Joshua 13:12 het ganse koninkrijk van Og in Basjan, die te Asjtaroth en te Edrei regeerde (dit was overgebleven van het overblijfsel der Rephaim); want Mozes viel dezen aan, en dreef hen uit.

Joshua 13:30 Hun landpale was van Mahanaim, gans Basjan, het ganse koninkrijk van Og, den koning van Basjan, en al de steden van Jair, die in Basjan zijn, zestig steden.

Joshua 13:31 De helft van Gilead, Ashtaroth en Edrei, de steden van het koninkrijk van Og in Basjan, waren voor de kinderen van Machir, den zoon van Manasse; voor de helft der kinderen van Machir, naar hun geslachten.

Joshua 17:1 Dit was het lot van den stam van Manasse, want hij was de eerstgeborene van Jozef. Machir nu, de eerstgeborene van Manasse, de vader van Gilead, omdat hij een krijgsman was, daarom had hij Gilead en Basjan.

Joshua 17:5 Tien delen vielen Manasse toe, benevens het land van Gilead en Basjan, dat voorbij de Jordaan is.

Joshua 20:8 Voorbij de Jordaan, ten oosten van Jericho, wezen zij Bezer toe, in de woestijn, in de vlakte, uit den stam van Ruben, Ramoth in Gilead, uit den stam van Gad, en Golan in Basjan, uit den stam van Manasse.

Joshua 21:6 De kinderen van Gershon hadden dertien steden door het lot uit de geslachten van den stam van Issaschar, uit den stam van Aser, uit den stam van Naftali, en uit den halven stam van Manasse in Basjan.

Joshua 21:27 Zij gaven aan de kinderen van Gershon, uit de geslachten der Levieten, uit den halven stam van Manasse Golan in Basjan, met zijn voorsteden, de stad der schuilplaats voor den doodslager, en Beesjtera met zijn voorsteden; twee steden.

Joshua 22:7 Aan de ene helft van de stam van Manasse nu had Mozes erfenis gegeven in Basjan; maar aan de andere helft gaf Jozua onder hun broederen buiten de Jordaan, westwaarts. En als Jozua hen wegzond naar hun tenten, zegende hij hen,

1 Koningen 4:13 Ben Geber, in Ramoth Gilead (tot hem behoorden de steden van Jair, den zoon van Manasse, die in Gilead zijn; ook tot hem behoorden

1 Koningen 4:19 Geber, de zoon van Uri, in het land Gilead, in het land van Sihon, den koning der Amorieten, en van Og, den koning van Basan; en hij was de eenige officier, die in het land was.

2 Koningen 10:33 van de Jordaan af, oostwaarts, het ganse land van Gilead, de Gadieten, en de Rubenieten, en de Manassieten, van Aroer af, dat is bij het dal der Arnon, ja, Gilead en Basjan.

1 Kronieken 5:11 De zonen van Gad woonden tegenover hen, in het land Basjan, tot Salecha toe:

1 Kronieken 5:12 Joël, de voornaamste, en Shapham, de tweede, en Janai, en Shaphat in Basjan.

1 Kronieken 5:16 Zij woonden in Gilead in Basjan, en in zijn steden, en in al de voorsteden van Saron, tot aan hun grenzen toe.

1 Kronieken 5:23 De kinderen van den halven stam van Manasse woonden in het land; zij vermeerderden van Bashan tot aan Baäl Hermon en Senir en den berg Hermon.

1 Kronieken 6:62 Aan de zonen van Gershom, naar hun geslachten, uit den stam van Issaschar, en uit den stam van Aser, en uit den stam van Naftali, en uit den stam van Manasse, in Bashan, dertien steden.

1 Kronieken 6:71 Aan de zonen van Gershom werd gegeven, uit het geslacht van den halven stam van Manasse: Golan in Basjan, met zijn voorsteden, en Ashtaroth met zijn voorsteden;

Nehemia 9:22 Gij hebt hun ook koninkrijken en volken gegeven, die Gij verdeeld hebt naar hun deel; alzo hebben zij het land van Sihon bezeten, het land van den koning van Hesbon, en het land van Og, den koning van Bashan.

Isaja 2:13 Om al de cederen van Libanon, die hoog en verheven zijn, om al de eiken van Bashan,

Isaja 33:9 Het land rouwt en kwijnt. Libanon is verbijsterd en verdort. Sharon is als een woestijn, en Bashan en Carmel zijn kaalgehaald.

Jeremia 22:20 Ga op naar Libanon, en roep; en verhef uw stem in Bashan, en roep van Abarim; want al uw beminden zijn verwoest.

Jeremia 50:19 Ik zal Israël wederbrengen tot zijn weide, en hij zal zich voeden op Carmel en Bashan, en zijn ziel zal verzadigd worden op de heuvelen van Efraim en in Gilead.

Ezechiël 27:6 Van de eiken van Bashan hebben zij uw roeiriemen gemaakt; zij hebben uw banken gemaakt van ivoor, ingelegd in buxushout, van de eilanden van Kittim.

Ezechiël 39:18 Gij zult het vlees der machtigen eten, en het bloed der vorsten der aarde drinken, van rammen, van lammeren, en van geiten, van stieren, alle vette dieren van Bashan.

Amos 4:1 Hoort dit woord, gij koeien van Bashan, die op het gebergte van Samaria zijt, die de armen verdrukken, die de nooddruftigen verpletteren, die tegen hun mannen zeggen: “Brengt ons te drinken!”

Micah 7:14 Herder uw volk met uw staf, de kudde uwer erfenis, die alleen woont in een woud, te midden van vruchtbaar weideland, laat hen weiden; in Bashan en Gilead, als in de dagen vanouds.

Nahum 1:4 Hij bestrijdt de zee, en maakt haar droog, en droogt al de rivieren op. Basjan kwijnt weg, en Karmel, en de bloem van Libanon kwijnt weg.

Zecharia 11:2 Jammert, dennenboom, want de ceder is gevallen, want de statigen zijn verwoest. Weent, eiken van Bashan, want het sterke woud is omgevallen.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.