Agitprop, afgekort van Russisch agitatsija propaganda (agitatiepropaganda), politieke strategie waarbij de technieken van agitatie en propaganda worden gebruikt om de publieke opinie te beïnvloeden en te mobiliseren. Hoewel de strategie veel voorkomt, waren zowel het etiket als de obsessie ermee specifiek voor het marxisme van de communisten in de Sovjet-Unie.
De twee strategieën van agitatie en propaganda werden oorspronkelijk uitgewerkt door de marxistische theoreticus Georgy Plechanov, die propaganda definieerde als het uitdragen van een aantal ideeën aan een individu of kleine groep en agitatie als het uitdragen van één enkel idee aan een grote massa mensen. In zijn pamflet What Is to Be Done? (1902) stelde Vladimir Lenin dat de propagandist, wiens voornaamste medium drukwerk is, de oorzaken van sociale ongelijkheid uitlegt, zoals werkloosheid of honger, terwijl de agitator, wiens voornaamste medium spraak is, de emotionele aspecten van deze kwesties aangrijpt om zijn publiek tot verontwaardiging of actie aan te zetten. Agitatie is dus het gebruik van politieke slogans en halve waarheden om de grieven van het publiek uit te buiten en zo de publieke opinie te vormen en publieke steun te mobiliseren. Propaganda daarentegen is het beredeneerde gebruik van historische en wetenschappelijke argumenten om de opgeleide en zogenaamde “verlichte” leden van de samenleving, zoals partijleden, te indoctrineren.
De term agitprop is ontstaan als een verkorte vorm van de Agitatie en Propaganda Afdeling van het Centraal Comité Secretariaat van de Communistische Partij in de Sovjet Unie. Deze afdeling van het Centraal Comité werd opgericht in het begin van de jaren 1920 en was verantwoordelijk voor het bepalen van de inhoud van alle officiële informatie, het toezien op politieke voorlichting op scholen, het bewaken van alle vormen van massacommunicatie, en het mobiliseren van publieke steun voor partijprogramma’s. Elke eenheid van de Communistische Partij in de Sovjet Unie, van de republiek tot het lokale partijniveau, had een agitprop afdeling; op lokaal niveau waren agitatoren (door de partij opgeleide woordvoerders) de belangrijkste contactpunten tussen de partij en het publiek.
Het woord agitprop wordt in het Engels gebruikt om dergelijke afdelingen te beschrijven en, bij uitbreiding, elk werk, vooral in het theater, dat tot doel heeft het publiek op te voeden en te indoctrineren. Het heeft meestal een negatieve connotatie, die een westerse afkeer weerspiegelt van het openlijke gebruik van toneel en andere kunstvormen om politieke doelen te bereiken.