Fysische processen
Gezien de typische dichtheden en temperaturen in accretieschijven is de viscositeit te laag om de inwaartse drift aan te drijven. Men denkt dat de wrijving komt van turbulentie als gevolg van de rotatie van de schijf, die de reeds aanwezige magnetische velden versterkt. Deze turbulentie zorgt voor de effectieve viscositeit die de materie naar binnen drijft terwijl het overtollige impulsmoment naar buiten wordt getransporteerd.
Als de materie in de schijf dichter bij de accretor komt, versnelt het in reactie op de sterkere zwaartekracht en beweegt het zich langs een spiraalvormige baan met supersonische orbitale snelheden terwijl het nog steeds geleidelijk naar binnen drijft met subsonische snelheden. Als de accretor een normale hoofdreeksster is, bedraagt de omloopsnelheid honderden kilometers per seconde. In de meest extreme gevallen van neutronensterren of zwarte gaten benadert de omloopsnelheid de lichtsnelheid en moet deze dus door de relativiteitstheorie worden beschreven. De emissie van de schijf vertoont relativistische effecten zoals gravitationele roodverschuiving, waarbij de golflengte van het uitgezonden licht verschuift naar langere golflengten.
Omdat het schijfmateriaal energie moet verliezen om zich aan het centrale object te hechten, wordt het materiaal in de schijf heet, en de opgewekte warmte ontsnapt via beide kanten van de schijf. In röntgenbinaries, waar de accretor een neutronenster of een zwart gat is, variëren de temperaturen in de accretieschijven van een paar duizend tot een paar miljoen kelvin. Daarom zendt de schijf licht uit van infrarood tot laag-energetische (zachte) röntgengolflengten. Vaak kunnen delen van de schijf verdampen om een nog hetere corona met lage dichtheid te vormen, vergelijkbaar met die van de zon, die straling uitzendt in het hoge-energie (harde) röntgenbereik.
Veel kan worden geleerd uit gedetailleerde spectrale studies (zie spectroscopie) van de emissie van accretieschijven. De continu-emissie geeft aanwijzingen over de snelheid waarmee massa door de schijf stroomt en over de temperatuurverdeling aan het oppervlak van de schijf. De lijnemissie en de gedetailleerde vorm ervan maken het mogelijk systeemparameters te meten. In de beste gevallen kunnen de massa en de rotatiesnelheid van het centrale compacte object worden bepaald door de gedetailleerde analyse van de golflengte en de vorm van bepaalde spectraallijnen van ijzer. Deze lijnen leveren het beste bewijs voor het bestaan van zwarte gaten.
Veel verschillende accreterende objecten, waaronder quasars, radiosterrenstelsels, röntgenbinaries en jonge sterren, werpen een deel van het geaccreteerde materiaal uit hun polen in de vorm van supersonische jets (zie radiostraal). Algemeen wordt aangenomen dat deze jets waarschijnlijk worden voortgestuwd door magnetische krachten die ontstaan in de magnetische veldlijnen die spiraalvormig verdraaid zijn door de rotatie van de schijf en die loodrecht daarop gericht zijn.
Juhan Frank