Resultaten Alle zes patiënten waren vrouwen, met een gemiddelde leeftijd van SLE-diagnose van 44 jaar (tabel), hetgeen relatief hoger is dan de gebruikelijke leeftijd van het begin van de ziekte. Antifosfolipide antilichamen (aPLs) waren aanwezig bij twee patiënten (33%), maar geen van hen voldeed aan de criteria voor het antifosfolipiden syndroom. Bij vijf patiënten ging de diagnose van SLE vooraf aan de ontwikkeling van MS, bij vier van hen met een tijdsverschil van ≤ 5 jaar (mediaan 4 jaar, spreiding van 2 tot 16 jaar). Slechts één patiënt (casus #2) had een langdurige (>20 jaar) geschiedenis van relapsing-remitting MS (RRMS) voordat de SLE zich ontwikkelde. De klinische presentatie van MS omvatte bij vijf patiënten spinale symptomen. Alle patiënten hadden milde SLE met cutane, mucosale en musculoskeletale manifestaties, en alleen geval #3 had een voorgeschiedenis van pericarditis. Bijgevolg werden de therapeutische beslissingen voornamelijk geleid door de ernst van het neurologisch syndroom (Tabel). Gedurende de mediane follow-up van 4 jaar (range 1-9 jaar), bleven drie patiënten stabiel en de overigen ervoeren een geleidelijke verslechtering van hun neurologische status. SLE bleef quiescent bij alle patiënten met standaard immunomodulerende MS therapie.