Sociale verschijnselen worden beschouwd als omvattende al het gedrag dat beïnvloedt of beïnvloed wordt door organisme dat voldoende in leven is om op elkaar te reageren. Dit omvat ook invloeden van vorige generaties. Ontwikkelingen in de sociale studie die een basis leveren voor dit concept zijn de behavioristische tendens en de nadruk op de objectieve aard van het sociale leven, studie van groepen, en groepsleven milieu, en ecologische studie. De geldigheid van het concept dat sociale verschijnselen beperkt tot de interactie van menselijke wezens wordt in twijfel getrokken. De uitstekende basis voor dit onderscheid is de psychologische van het zogenaamde “bewuste” of “bewustzijn”. Bewuste activiteit, of bewustzijn gebruikt als een algemene term, is niet beperkt tot menselijke organismen, en levert geen basis. Bewuste interactie, in de zin van “denken” of conceptuele activiteit, wordt in twijfel getrokken als een wetenschappelijke basis voor een dergelijke beperking van het sociale. Ten eerste zijn wij niet in staat om met voldoende wetenschappelijke nauwkeurigheid te bepalen hoeveel en welk deel van het collectieve gedrag van dit reflectieve type is. Ten tweede oefenen mensen onderling een groot aantal invloeden uit waarvan zij zich niet bewust zijn. Verder wijst psychologisch bewijs er meer en meer op dat deze verschillen tussen de mens en de andere dieren eerder van graad dan van soort zijn. In het beste geval, met onze huidige kennis, zijn het eerder vage, onbepaalde en onzekere verschillen. Als men de geldigheid van deze verschillen erkent, wordt de geldigheid van de afbakening van het sociale op dit punt in twijfel getrokken. De mens is blijkbaar mens geworden, d.w.z. heeft zelfbewustzijn, betekenis, ideeën, de maatschappij als consensus, enz. ontwikkeld, op grond van het feit dat hij een sociaal dier is geweest. Het gaat hier om een probleem dat betrekking heeft op het materiaal dat door de sociologie en de sociale psychologie moet worden bestudeerd. Het duidt niet alleen op ecologische en milieustudie, maar in de eerste plaats op de studie van de processen en de organisatie van collectief gedrag onder organismen. Het betekent waarschijnlijk een veel grotere ontwikkeling van vergelijkende sociologie en sociale psychologie. Op het ogenblik is deze ontwikkeling zeer mager.