Ik geloof dat bidden een vitaal onderdeel is van een succesvol huwelijk omdat je Christus in je huwelijk uitnodigt om elkaars karakter te vormen en te kneden zoals Hij dat wil.
Ik geloof persoonlijk dat je positiviteit en geestelijke voeding in het leven van je man kunt brengen door te bidden. De plicht van een christelijke vrouw is te bidden voor de integriteit, de sterke en zwakke punten, de geestelijke wandel en de werkethiek van uw echtgenoot voor elk aspect van zijn leven. Mijn innig verlangen is dat mijn echtgenoot zich bedekt zou voelen in gebed met intentionaliteit en betekenis door de Schrift.
Na het lezen van Jennifer Smith’s roman De Ontsluierde Vrouw, zijn hier een paar verzen die ik over mijn man heb gebeden tijdens onze eerste huwelijksmaand:
- Dat hij leeft in overeenstemming met Gods plan voor zijn leven (Efeziërs 4:
- Omdat de Here zijn werk zou zegenen (Spreuken 22:29)
- Dat hij op Christus zou leunen in zijn beproevingen. (Psalm 46:1)
- Zijn integriteit (Spreuken 11:3)
- De verzoekingen (1 Korinthe 10:13)
- Dat hij een gevend hart zou hebben (Spreuken 28:27)
- Voor onderscheidingsvermogen in het omgaan met financiën (Lucas 16:13)
- Dat hij zou vertrouwen op Gods plan en niet op het zijne (Jeremia 29:11)
- Dat hij alles in gebed aan de Here zou geven (1 Tessalonicenzen 5:17)
- Dat hij wijsheid zou zoeken (Jakobus 1:5)
- Om dat God hem onderscheidingsvermogen geeft (Filippenzen 1:9-10)
- Dat de Here hem zou leren een goede echtgenoot te zijn & evenzo mij een goede echtgenote (Efeziërs 5:22-33)
- Dat hij zijn angsten aan God zou onderwerpen (Psalm 118:6)
- Om zijn doel in Christus ten volle te begrijpen (Romeinen 8:28)
- Voor zijn gezondheid (1 Korintiërs 6:12)
- Voor kracht (Psalm 28:7)
- Dat hij omringd zou worden door mensen die hem opvoeden (Spreuken 13:20)
- Om de waarheid van het Evangelie vrijmoedig te verkondigen (Handelingen 28:30-31)
- Dat hij geestelijk zou groeien door lezen, studeren en bidden (2 Petrus 3:17-18)
- Dat hij een nederige, lerende geest zou hebben (Spreuken 15:33)
- Dat hij vol lijdzaamheid en vrede zou zijn (Romeinen 14:19)
- Dat hij vlug zou zijn met vergeven (Efeziërs 4:32)
- Zijn hart (Spreuken 4:23)
- Zijn toekomst (Psalm 105: 42-45)
- Dat hij zou blijven leiden en dat God zou worden verheerlijkt in ons huwelijk (Efeziërs 5:25-29)
Dat hij leeft in overeenstemming met Gods plan voor zijn leven (Efeziërs 4:
“Ik dan, de gevangene des Heren, verzoek u te wandelen waardig de roeping, waarmede gij geroepen zijt, met alle nederigheid en zachtmoedigheid, met lankmoedigheid, elkander in liefde verdragende.” (NKJV)
Omdat de Here zijn werk zou zegenen (Spreuken 22:29)
“Ziet gij een man, die uitmunt in zijn werk?
Hij zal staan voor koningen;
Hij zal niet staan voor onbekenden.” (NKJV)
Dat hij op Christus zou leunen in zijn beproevingen. (Psalm 46:1)
“God is onze toevlucht en sterkte,
een zeer aanwezige hulp in benauwdheden.” (NKJV)
Zijn integriteit (Spreuken 11:3)
“De integriteit van de oprechten zal hen leiden,
maar de verdorvenheid van de ontrouwe zal hen verderven.” (NKJV)
De verzoekingen (1 Korinthe 10:13)
“Geen verzoeking heeft u overvallen, dan die, welke de mens gewoon is; maar God is getrouw, die niet toelaat, dat gij verzocht wordt boven hetgeen gij kunt, maar met de verzoeking ook den weg tot ontkoming zal bereiden, opdat gij die moogt dragen.” (NKJV)
Dat hij een gevend hart zou hebben (Spreuken 28:27)
“Wie aan de armen geeft, zal het niet ontbreken,
maar wie zijn ogen verbergt, zal vele vloeken ontvangen.” (NKJV)
Voor onderscheidingsvermogen in het omgaan met financiën (Lucas 16:13)
“Geen knecht kan twee meesters dienen; want òf hij zal de een haten en de ander liefhebben, òf hij zal trouw zijn aan de een en de ander verachten. U kunt niet God dienen en de mammon.” (NKJV)
Dat hij zou vertrouwen op Gods plan en niet op het zijne (Jeremia 29:11)
“Want Ik weet welke gedachten Ik over u heb, zegt de Here, gedachten van vrede en niet van kwaad, om u een toekomst en een hoop te geven.” (NKJV)
Dat hij alles in gebed aan de Here zou geven (1 Tessalonicenzen 5:17)
“Verblijdt u altijd, bidt zonder ophouden.” (NKJV)
Dat hij wijsheid zou zoeken (Jakobus 1:5)
“Indien het een uwer aan wijsheid ontbreekt, laat hij vragen aan God, die aan allen vrijgevig en onberispelijk geeft, en het zal hem gegeven worden.” (NKJV)
Om dat God hem onderscheidingsvermogen geeft (Filippenzen 1:9-10)
“En dit bid ik u, dat uw liefde steeds meer mag toenemen in kennis en alle onderscheidingsvermogen, opdat u de voortreffelijke dingen moogt goedkeuren, opdat u oprecht en zonder aanstoot zijt tot op de dag van Christus.” (NKJV)
Dat de Here hem zou leren een goede echtgenoot te zijn & evenzo mij een goede echtgenote (Efeziërs 5:22-33)
“Vrouwen, onderwerpt u aan uw eigen mannen, als aan de Here. Want de man is het hoofd van de vrouw, zoals ook Christus het hoofd van de gemeente is; en Hij is de Verlosser van het lichaam.” (NKJV)
Dat hij zijn angsten aan God zou onderwerpen (Psalm 118:6)
“De Here staat aan mijn zijde;
ik zal niet vrezen.
Wat kan de mens mij doen?” (NKJV)
Om zijn doel in Christus ten volle te begrijpen (Romeinen 8:28)
“En wij weten, dat alle dingen medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben, voor hen, die geroepen zijn naar zijn voornemen.” (NKJV)
Voor zijn gezondheid (1 Korintiërs 6:12)
“Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar alle dingen zijn niet nuttig. Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar ik wil niet onder de macht van enige worden gebracht.” (NKJV)
Voor kracht (Psalm 28:7)
“De Here is mijn sterkte en mijn schild;
mijn hart heeft op Hem vertrouwd, en ik ben geholpen;
daarom verheugt zich mijn hart zeer,
en met mijn lied zal ik Hem loven.” (NKJV)
Dat hij omringd zou worden door mensen die hem opvoeden (Spreuken 13:20)
“Wie met wijzen wandelt, zal wijs worden,
maar de metgezel der dwazen zal te gronde gaan.” (NKJV)
Om de waarheid van het Evangelie vrijmoedig te verkondigen (Handelingen 28:30-31)
“Toen woonde Paulus twee gehele jaren in zijn eigen gehuurd huis, en ontving allen, die tot hem kwamen, predikende het Koninkrijk Gods en lerende de dingen, die de Here Jezus Christus aangaan, met alle vertrouwen, niemand verbiedende hem.” (NKJV)
Dat hij geestelijk zou groeien door lezen, studeren en bidden (2 Petrus 3:17-18)
“Gij dan, geliefden, daar gij dit tevoren weet, hoedt u ervoor, dat ook gij van uw eigen standvastigheid afvalt, doordat gij u laat meeslepen door de dwaling der goddelozen; maar groeit in de genade en de kennis van onze Heere en Heiland Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid, nu en in eeuwigheid. Amen.” (NKJV)
Dat hij een nederige, lerende geest zou hebben (Spreuken 15:33)
“De vreze des Heren is de onderwijzing der wijsheid,
en vóór de eer is nederigheid.” (NKJV)
Dat hij vol lijdzaamheid en vrede zou zijn (Romeinen 14:19)
“Laten wij daarom de dingen nastreven die vrede stichten en de dingen waardoor de een de ander kan oprichten.” (NKJV)
Dat hij vlug zou zijn met vergeven (Efeziërs 4:32)
“En weest jegens elkander vriendelijk, zachtmoedig, elkander vergevend, gelijk ook God in Christus u vergeven heeft.” (NKJV)
Zijn hart (Spreuken 4:23)
“Bewaar uw hart met alle ijver,
want daaruit ontspringen de dingen des levens.” (NKJV)
Zijn toekomst (Psalm 105: 42-45)
“Want Hij herinnerde zich Zijn heilige belofte,
En Abraham Zijn knecht.
Hij bracht Zijn volk uit met blijdschap,
Zijn uitverkorenen met blijdschap.
Hij gaf hun het land der heidenen,
En zij erfden de arbeid der volken,
opdat zij Zijn inzettingen
En Zijn wetten zouden onderhouden. Loof de Heer!” (NKJV)
Dat hij zou blijven leiden en dat God zou worden verheerlijkt in ons huwelijk (Efeziërs 5:25-29)
“Mannen, hebt uw vrouwen lief, zoals ook Christus de gemeente heeft liefgehad en Zich voor haar heeft overgegeven, om haar te heiligen en te reinigen met de wassing van het water door het woord, opdat Hij haar voor Zichzelf een heerlijke gemeente zou stellen, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, maar opdat zij heilig zou zijn en zonder smet. Zo behoren de echtgenoten hun vrouwen lief te hebben als hun eigen lichaam; wie zijn vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief. Want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, maar voedt en koestert het, net zoals de Heer dat doet met de gemeente.” (NKJV)